Maria, de Onbevlekte Ontvangenis


Maria en de Onbevlekte Ontvangenis

Toen Bernadette, op aandringen van haar parochiepriester, aan Maria vroeg om haar naam te onthullen, zei Ze: “Ik ben de Onbevlekte Ontvangenis”. Bernadette vond dit moeilijk te onthouden, omdat ze de betekenis niet begreep, en uit angst om het te vergeten herhaalde ze het keer op keer voor zichzelf. Onze Lieve-Vrouw zei niet: “Ik ben de Onbevlekte Maagd” of “Ik ben Zij die Ontvangen is zonder oorspronkelijke zonde (erfzonde)”. Ze definieerde zichzelf met een abstract concept toen Ze zei dat Ze de “Onbevlekte Ontvangenis” was, in plaats van bijvoorbeeld “Zij die onbevlekt is ontvangen”.

Met de conceptie wordt niet alleen verwezen naar het behouden zijn van Onze Lieve Vrouw van de erfzonde en de gevolgen daarvan, maar vooral naar de “conceptie” van een Gedachte, van een Concept: Zij die een rol heeft bij het terugbrengen van de mensheid naar haar oorspronkelijke zuiverheid en volmaaktheid.

Het is door de Genade dat Onze Lieve Vrouw zonder erfzonde is ontvangen, en door Haar verdienste heeft Zij zich beter gehecht dan enig ander schepsel aan de Gedachte van God. In Haar is God nooit beledigd geweest; God is altijd tevreden geweest en heeft altijd volledige vreugde gevonden in het overwegen van Zijn werk. Zij beantwoordt volmaakt aan Zijn scheppende intentie. Zij is nooit een reden geweest voor teleurstelling. De heilige aartsengel Gabriël vertelt ons dit zelf wanneer hij Maria “Vol van Genade” noemt, en ook de heilige Elizabeth is getuige van deze waarheid: “Gezegend zijt Gij onder de vrouwen en gezegend is de Vrucht van uw schoot.”

Maria is dus “Vol van Genade”, niet alleen omdat Zij door God bewaard is gebleven van (erf)zonde, maar ook omdat, zoals St. Gabriël het verwoordt: “Gij hebt genade gevonden bij God”. Dit betekent dat Maria zuiver is ontvangen, volmaakt zoals Adam volmaakt was, en bovendien zuiver is gebleven in Genade door Haar eigen verdienste, anders dan Adam die zondigde. St. Elizabeth verkondigt Haar: “Gezegend zijt Gij, die geloofd hebt”.

Geloven is een daad van geloof die een daad van de wil veronderstelt; en hier ligt de verdienste, hoewel elke daad van de wil met de hulp van Genade wordt verricht. Maria wordt dus verheerlijkt om Haar werk en om de aanwezige Genade in Haar, zowel door de Engelen (St. Gabriel) als door de mens (St. Elizabeth).

Jezus zei dat Zijn Moeder onbeduidend was in de ogen van de mens. Ik stel me voor dat er mensen waren die met minachting, zelfs medelijden, naar die ‘stille, teruggetrokken vrouw’ keken. Echter, Jezus heeft ook gezegd dat de Hemel in vervoering was bij het zien van Maria. Het ging in extase toen het Maria’s Hart aanschouwde, omdat dat Hart de zuiverste woning was die God ooit onder Zijn schepselen kon vinden.

Als Jezus het Woord, de manifestatie en de uitdrukking van God is, dan is Maria Zijn Project. En Zij stemde stilzwijgend in met Zijn Gedachte. Het was volledig onaanvaardbaar voor Lucifer dat Zij de Koningin van de Engelen zou zijn, omdat Zij als vrouw inferieur aan hem was. Toch werd het jonge meisje Maria de Koningin van de Hemel en van de Aarde; dat wil zeggen, Koningin van de Engelen en de heiligen; Koningin van de schepping, door haar eigen verdienste en door Genade. Maria, het jonge meisje, Koningin en Dame (Vrouwe), volmaakt Schepsel, volmaakte spiegel van haar Schepper; een schandaal voor Satan en Glorie voor God. Oneindige Wijsheid van God, die Zijn Zoon en toen de ontluikende Kerk aan Maria heeft toevertrouwd, en dit alles door haar eigen samenwerking (mee-werking): Zij, Co-Redemptrix.

>>> www.biblegenesis.org

Vertaald uit het Engels

When Bernadette, prompted by her parish priest, asked Our Lady to reveal her name, She said: “I am the Immaculate Conception.” Poor Bernadette found this difficult to remember – since she didn’t understand its meaning – and for fear of forgetting she repeated it to herself over and over again. Our Lady didn’t say: “I am the Immaculate Virgin,” or “I am She Who was Conceived Without Original Sin.” She defined herself with an abstract concept when she said she was the “Immaculate Conception,” instead of, for example, “She who was conceived immaculate.”

With conception, the reference isn’t only to being preserved from original sin and its consequences for the Blessed Virgin, but above all, it refers to “conception” of a Thought, of a Concept: She who has a role in bringing mankind back to its original perfection.
It is through Grace that Our Lady was conceived without original sin, and through her merit she adhered better than any other creature to the Thought of God. In her, God has never been offended; God has always been pleased, and has always found complete joy in contemplating His work. She responds perfectly to His creative intent. She has never been a reason for delusion. St. Gabriel the Archangel tells us this himself when he calls Mary the “Full of Grace,” and also St. Elizabeth is witness to this truth: “Blessed art thou that hast believed, because those things shall be accomplished that were spoken to thee by the Lord.”
Mary, is therefore “Full of Grace” not only because she was preserved from sin by God, but also because, as St. Gabriel puts it: “Thou hast found grace with God.” This means that Mary was conceived pure, perfect as Adam was perfect, and moreover, she remained pure in Grace through her own merit, differently to Adam who sinned. St. Elizabeth proclaims her, “Blessed art thou that hast believed.”
To believe is an act of faith that presupposes an act of the will; and this is where the merit lies, even though every act of the will is wrought with the help of Grace. Mary, thus, is glorified for her work and for the Grace present in her, both by the Angels (St. Gabriel) and by man (St. Elizabeth).
Jesus said that his Mother was insignificant in the eyes of man. I imagine there were those who might have looked with disdain, even commiseration, upon that ‘quiet, withdrawn woman’. However, Jesus has also said that, instead, Heaven was enraptured at the sight of Mary. It went into ecstasy when it contemplated Mary’s Heart, because that heart was the purest dwelling place that God could ever find amongst His creatures.
If Jesus is the Word, the manifestation, and the expression of God, then Mary is His Project. And She silently adhered to His Thought. It was entirely unacceptable for Lucifer to agree that she should be the Queen of Angels, because as a woman she was inferior to him. Yet, the young girl Mary became the Queen of Heaven and of Earth; that is, Queen of the Angels and of the saints; Queen of creation, through her own merit, and through Grace. Mary, the young girl, Queen, and Lady, perfect Creature, perfect mirror of her Creator: scandal for Satan, and Glory for God. Saintly Madness of God, Infinite Wisdom of God, who entrusted His Son and then the nascent Church to Mary, and all this through her own collaboration: She, Co-redemptrix.

 
>>> www.biblegenesis.org

Inleiding door een rk priester – pater Serafino Dal Pont


Londen, 12 september 2002, Op het feest van de ‘Naam van Maria’, Maagd en ‘Moeder van alle verlosten’.

Inleiding

Pater Serafino Dal Pont, Missionaris van de Consolata

De openbaring over de oorsprong van het heelal en over de vaderlijke en moederlijke oorsprong van de mens, verleend aan het door beproevingen getekende leven van don* Guido Bortoluzzi en opgetekend in dit boek is een bemoedigend voorbeeld van de nabijheid van de ‘Levende God’ bij Zijn schepsel. De mens van onze tijd, heeft behoefte aan duidelijkheid en hulp, na in de steek gelaten te zijn door een wetenschap voI tegenspraak en door een zwak en verdeeld geloof.

Vele bladzijden van de Heilige Schrift en onnauwkeurigheden in de interpretatie ervan zijn duister gebleven. Daarom is de Heer aan het hevige pastorale verlangen tegemoet gekomen van een oprecht en nederig priester van onze tijd, die de boodschap van het Goddelijk Woord grondig wilde begrijpen.

De ware theologen zijn de mystieken en de heiligen, zij staan in verbinding met de ‘Levende God’ en treden in gemeenschap met het bovennatuurlijke, zij stellen hun vertrouwen niet zozeer in zichzelf maar in God.

Wie de gave en de vrijheid van geest heeft om zich open te stellen voor deze nieuwe goddelijke gunst, zal de tragedie begrijpen die heeft plaats gehad bij het begin van de mensheid. Een tragedie die ons vanaf het begin heeft verwijderd, zowel van het beeld, als van de gelijkenis met God. Dit alles, zoals de Schrift steeds heeft geleerd, door vrije keuze, door het wantrouwen en de opstand van de vader (Adam) van alle mensen tegenover God.

De lezer zal beter de noodzaak begrijpen dat de gehele mensheid tot in zijn wortels zal moeten genezen door middel van het zuivere Bloed dat vergoten is door de Nieuwe Adam, Christus, voor alle mensen, zowel op fysiek, emotioneel, intellectueel als op geestelijk vlak.

Weinigen weten dat de zaligspreking van de Engelen in Bethlehem bij de geboorte van Jezus ‘de gelijkenis van de mens met de Allerhoogste’ betekende, opdat ze door dat Kind, opnieuw ‘volmaakt’ zouden worden, zoals de mens bij het begin werd geschapen.

Dan alleen zal God werkelijk kunnen verheerlijkt worden en zal de Aarde de ware vrede kennen.

Wat ben ik blij dat de Heer, Heerser van Hemel en Aarde, temidden van de bergen van ons geboorteland een nederige priester heeft uitgekozen, in een duistere hoek van die grote planeet, om zoveel licht en zoveel vreugde te brengen aan de gehele wereld!

Meer weten? Ga naar: https://guidobortoluzzi.wordpress.com/about/

Bron: http://www.genesibiblica.eu/docu/serafino-nl.html

Dominicaan: H. Thomas Aquino onverzoenbaar met evolutionair theïsme


door 

Zonder dat ze dat zelf altijd beseffen, zijn de meeste christelijke hoger opgeleiden in feite evolutionaire theïsten.

Dat wil zeggen dat ze geloven in God als schepper van het heelal, maar daarnaast geloven dat de conventionele oorsprongsverhalen van de wetenschap óók waar zijn. In hun visie is de ons omringende werkelijkheid dus geschapen, maar tegelijk een toevalsproduct van blinde natuurwetten. Dat die positie een scherpe tegenspraak in zich heeft, spreekt voor zich. Het heeft iets van twee walletjes eten: wel voor christen willen doorgaan, maar vooral ook door de academie – die intolerant is tegen dissidentie op dit punt – serieus genomen willen worden.

Handig overzicht

Graag roepen evolutionaire theïsten (ook wel christendarwinisten of evolutionaire creationisten genoemd) de H. Thomas Aquino aan als getuige voor hun standpunt. Dat kunnen ze beter niet doen, legt de dominicaan Michael Chaberek uit in een artikel dat hier [pfd] te vinden is. Behalve een leerrijke conclusie bevat het artikel diverse interessante wetenswaardigheden over het denken in de traditie van de Kerk over het ontstaan van de soorten, zoals de tegenstelling tussen Sint Ambrosius (die meende dat soorten geleidelijk in de tijd ontstonden) en Sint Augustinus (die meende dat ze tegelijk geschapen werden, zij het deels indirect). Op het eind van het artikel geeft Chaberek een handig schematisch overzicht van de verschillende evolutionaire standpunten in relatie tot Sint Thomas.

>>>  www.katholieknieuwsblad.nl


De synthese van het Bijbelse Genesis


De Bijbel, het Boek bij uitstek van het Woord van God, begint en eindigt met twee boeken die hermeneutisch worden beschouwd, namelijk Genesis en Openbaring. Ze lijken als twee deuren die door de wil van God zijn geplaatst, één aan de voorkant en één aan de achterkant van het Heilige Boek, alsof Hij bij het onthullen van Zichzelf en Zijn werken een ruimte had gereserveerd voor het mysterie, dat Hij op het juiste moment zou onthullen bij de verificatie van bepaalde voorwaarden.

Dergelijke voorwaarden zijn bijvoorbeeld de capaciteit van de wetenschap om de fundamentele principes van onderwerpen zoals genetica en astrofysica correct en vollediger te interpreteren, samen met de nadering van een tweede komst en het einde van een tijdperk dat vooraf zou gaan aan de komst van een nieuwe wereld waarin de aarde, volledig vernieuwd, niet langer zou lijden onder de weeën van een geleden zwangerschap waarin de meeste mensen agressief en tegenstrijdig zijn en niet in staat zijn de leer van het Evangelie te accepteren of te actualiseren om zichzelf te verheffen boven het dierenrijk en dichter bij het koninkrijk van God te komen.

Deze tijd van verandering zou vereisen dat de hele waarheid aan de mensheid wordt overgedragen, zodat het zijn eigen staat kan zien en zichzelf in een nieuwe relatie van rechtvaardigheid met de Heer kan plaatsen. Als die twee boeken dus hermeneutisch zijn door de wil van God, kan de mens ze niet volledig interpreteren. De mens probeert te begrijpen, hij veronderstelt, zijn conjecturen, maar de Waarheid blijft achter die deuren totdat de Heer ze zelf opent.

Maar zie, er is een tijd gekozen door de Heer. Hij heeft zich neergebogen over de mensheid om de donkere punten van Genesis te verduidelijken door middel van een nederige priester uit een bergparochie, pastoor Guido Bortoluzzi. Onze Lieve-Vrouw sprak rond dezelfde tijd tot de priester Stefano Gobbi, oprichter van de Mariale Priesterbeweging, en legde het boek Openbaring uit, met name door middel van een reeks boodschappen die in 1989 zijn gegeven.

De openbaring die aan pastoor Guido is gegeven, is de verklaring van de oorsprong van de mens. De mozaïsche concepten in Genesis worden bevestigd, terwijl andere delen een diepere uitleg krijgen en alles eenvoudiger en logischer maakt. En eindelijk wordt het langdurige geschil tussen creationisten en evolutionisten overwonnen.

In het kort is het juist om een ​​vervolg te zien tussen de verschillende soorten en hun verschijning in de tijd, maar het is fundamenteel om de directe tussenkomst van God in de vorming van elke ‘enkele’ soort te erkennen. Wetenschap daarentegen wijst op posities die tegenover elkaar staan ​​of er ergens tussenin liggen en produceert theorieën die gecompromitteerd worden doordat ze niet door experiment kunnen worden bewezen. Zo blijven ze slechts theorieën en kunnen ze niet pretenderen absolute waarheden te zijn.

Geconfronteerd met zo’n onzekerheid is de enige die de oorsprong van de mens en de middelen van zijn schepping kan verklaren, God, omdat Hij de Maker van de mens is. Een ‘bemiddelde schepping’ die door God tot stand is gebracht, overwint al deze theorieën. De term ‘bemiddeld’ geeft aan dat God een ‘middel’ (of instrument) heeft gebruikt om elke nieuwe soort te creëren, inclusief de mens, namelijk een vrouwtje van een onmiddellijk voorgaande soort waarin Hij zijn nieuwe schepping heeft geplant. De term ‘schepping’ geeft aan dat God uit het niets de gameten van de eerste cel van de eerste en tweede individu van de nieuwe soort heeft gemaakt en dat Hij niet iets al bestaands heeft aangepast. We zullen hier later verder op ingaan. Elke pseudo-moeder van de twee voorouders – één voor elke nieuwe soort – diende slechts als een couveuse, aangezien er geen genen van haar eigen soort werden overgedragen op de nieuwe soort. Specifiek bij de menselijke soort, en in tegenstelling tot de soorten die aan de mens voorafgingen, heeft God zijn eigen Geest ingeblazen, zodat de mens ‘spiritueel levend’ kon worden.

Maar naast het overbrengen van zijn Geest aan de mens, moet begrepen worden dat het God was die zowel de mannelijke als vrouwelijke gameten creëerde die de eerste cel van de eerste mens vormden. Pastoor Guido had dit belangrijke concept toevertrouwd aan de toenmalige patriarch van Venetië, Albino Luciani, die zijn metgezel was geweest op het seminarie. En hij, toen hij later paus Johannes Paulus I werd, aarzelde niet om te verklaren dat God zowel de Vader als de Moeder van de mens was, duidelijk gelovend in de woorden van pastoor Guido.

God legt ook het verschil uit tussen ‘zonen van God’ en ‘zonen van de mens’. De eersten zijn mannen die door God in de volmaakte staat zijn geschapen, inclusief hun legitieme nakomelingen die in de volmaakt geschapen staat blijven omdat ze ‘genetisch puur’ (zuiver) zijn, terwijl de laatsten de onwettige nakomelingen zijn van de volmaakte man Adam die biologisch ‘verontreinigd’ zijn door de oorspronkelijke zonde (erfzonde), zo genoemd omdat het begaan werd aan het begin van de mensheid. Er volgt een relaas van de ‘oorspronkelijke zonde’ (erfzonde) die niet alleen een zonde van trots en verwaandheid was, maar een zonde van ongehoorzaamheid en kwaad door een concrete daad van hybridisatie van de menselijke soort gepleegd door de stamvader Adam (die 46 chromosomen had en de eerste was in de genealogische levensboom) toen hij seksuele betrekkingen had met het enige vrouwtje van de voormenselijke soort die chromosomaal compatibel was, omdat ze uitzonderlijk door God was voorzien van 47 chromosomen in het licht van haar taak als ‘draagmoeder’ voor de zonen van God. Ze behoorde tot de wilde genealogische boom van voorouders die van nature 48 chromosomen hadden. De ‘generatieve’ seksuele daad veroorzaakte biologische vervuiling of verontreiniging en een psychische regressie in de onwettige hybride tak. Hierdoor verschenen menselijke individuen die op dieren leken, sommige met 46 chromosomen en andere met 47. Hun kenmerken waren gecorrumpeerd tot het punt dat ze leken op dieren van een inferieure soort. Het was deze involutie, genetisch overgedragen aan de vervuilde nakomelingen, die deze mannen het uiterlijk van hominiden (mensachtigen, mensapen) gaf. Ook de andere tak; de zuivere en legitieme nakomelingen van Adam – de zonen van God – die vele generaties lang onvervuild bleven, werden geleidelijk opgenomen in de gecorrumpeerde tak door promiscue vermenging, zodat alle mensen “progressief” besmet werden door de gevolgen van de oorspronkelijke zonde.

Dit is de verklaring van de hermeneutische uitdrukking in vers 2 van hoofdstuk 6 van Genesis, die bijbelgeleerden eeuwenlang heeft verward. Dat vers spreekt over “de zonen Gods die naar de dochters der mensen keken en bemerkten dat zij schoon waren, en zij namen zich vrouwen uit allen die zij verkozen” omdat zij meer leken op hun voorvader Adam.

Deze zonde was het begin van een vreselijke tragedie voor de mensheid omdat het de oorsprong en de ware oorzaak was van alle vormen van lijden, omdat het niet alleen genetische misvormingen en de val van immunologische verdediging in de menselijke natuur injecteerde, maar ook de basale dierlijke instincten van agressiviteit en overtreding. Hoewel gevallen van 47 chromosomen – typerend voor kinderen met het syndroom van Down – zeldzaam zijn na talloze selecties die door God zijn verricht, zijn we nog steeds allemaal dragers van vele andere chromosomale afwijkingen. De oorspronkelijke zonde werd dus voltrokken en genetisch, of “biologisch” voortgeplant, zoals paus Benedictus XVI terecht opmerkte tijdens zijn algemene audiëntie op 10 december 2008.

Nadat de zonen van God – de zuivere directe nakomelingen – waren uitgestorven en hybride mensen het dieptepunt hadden bereikt, en na verschillende catastrofes waarvan de Zondvloed een voorbeeld is, die de meest corrupte takken hadden geëlimineerd, zorgde God voor een herstel van de overlevenden. Hij spaarde alleen de familie van Noach van de Zondvloed, waarvan de kinderen echter niet genetisch puur (zuiver) waren, maar minder verontreinigd dan anderen. Pas daarna was er een onderscheid tussen de rassen.

Het mengen van karakters die afkomstig waren van individuen die behoorden tot bestaande gemeenschappen tijdens de dalende fase, met die van individuen uit de opgaande periode, zorgde voor verwarring bij antropologen die in oude geologische tijdperken de aanwezigheid van verschillende groepen hominiden hadden gevonden en dit als bewijs van een spontaan evolutieproces hadden beschouwd. Ze waren niet in staat om te bepalen welke bij de fase van involutie hoorden en welke bij het werk van herstel door God, of de re-evolutieve fase. Toen vond God dat de tijd rijp was omdat de mensheid voldoende verstand had herwonnen en verantwoordelijk was geworden; dus “in de volheid van de tijd” stuurde Hij zijn Zoon Jezus om mensen van goede wil te begiftigen met Gods Geest, dezelfde Geest die God had teruggetrokken vanwege de oorspronkelijke zonde (Genesis 6:3) omdat deze niet in dierlijke mannen kon wonen. We zouden dus kunnen zeggen dat de fysieke verlossing of het herstel van onze lichamen en psyche miljoenen jaren geleden begon, en de spirituele verlossing die door Christus werd bewerkstelligd, in zekere zin een tweede schepping is.

Brontekst

The Bible, the Book par excellence of the Word of God, begins and ends with two books, that are considered hermeneutic, namely Genesis and Revelation. They appear as though two doors placed by the will of God, one at the front and one at the back of the Holy Book, as though in revealing Himself and His works, He had reserved a space for the mystery, which He would have unveiled at an opportune time with the verification of certain conditions. Such conditions as the capacity of science to interpret correctly and more fully the fundamentals of subjects such as genetics and astrophysics, together with the imminence of a second coming and the closure of an epoch that would precede the advent of a new world in which the earth, completely renewed, would no longer suffer the pangs of a suffered gestation where most of humanity is aggressive and contradictory, and unable to accept or actualize the teachings of the Gospel to raise itself over the animal kingdom and be closer to God’s kingdom. This time of change would require that the entire truth be handed down to mankind so it could see its own state and place itself in a new relationship of righteousness with the Lord. So if those two books are hermeneutic by the will of God, then man cannot fully interpret them. Man tries to understand, he presupposes, his conjectures, but the Truth remains beyond those doors until the Lord opens them himself.

But behold a time chosen by the Lord. He has stooped down over mankind to clarify the dark points of Genesis through a humble priest from a mountain parish, Fr. Guido Bortoluzzi. At about the same time Our Lady had spoken to Fr. Stefano Gobbi, founder of the Marian Priestly Movement, and explained the book of Revelation particularly through a series of messages given in 1989.
The revelation given to Fr. Guido is the explanation of man’s origins. The mosaic concepts in Genesis are reaffirmed, while other parts receive deeper explanation and render everything simpler and more logical. And at last the lengthy dispute between creationists and evolutionists is overcome. In synthesis, it is right to see a continuation between the various species and their appearance in time, but it is fundamental to acknowledge God’s direct intervention in the formation of each ‘singular’ species. Science, instead, points at positions, which oppose each other, or lie somewhere in between and produces theories compromised by the fact that they cannot be proved through experiment. Thus, they remain mere theories and cannot pretend to be absolute truths. Faced with such uncertainty, the only One who can explain the origins of man and the means of his creation is God since He is man’s Maker. A mediated creation wrought by God overcomes all these theories. The term ‘mediated’ indicates that God used as a ‘means’ (or instrument) to create any whatsoever new species including man, a female of a species immediately precedent into which He implanted His new creation. The term ‘creation’ indicates that God has made from nothing the gametes of the first cell of the first and second individual of the new species, and that He has not modified something already existent. We shall go more into this later. Each pseudo-mother of the two progenitors – one for each new species – served only as an incubator since no genes of her own species were transmitted to the new species. Specifically in the human species, and unlike the species that preceded mankind, God infused his own Spirit so that man could become “spiritually alive.”

So besides transmitting His Spirit to Man, it is to be understood that it was God who created both the male and the female gametes that formed the first cell of the first Man. Fr. Guido had confided this important concept to the then Patriarch of Venice, Albino Luciani, who had been his companion of the seminary, and he, upon becoming Pope John Paul I, did not hesitate to declare that God was both Father and Mother of Man, giving faith evidently to Fr. Guido’s words.

God also explains the difference between ‘Sons of God’ and ‘sons of man’. The former are men created by God in the perfect state, including their legitimate descendants who remain in the perfectly created state because they are ‘genetically pure’, while the latter are the illegitimate descendants of the Man-Adam who are biologically ‘polluted’ by the original sin, called thus because it was committed at the beginnings of mankind. There follows the recount of the ‘original sin’ which was not merely a sin of pride and presumption, but a sin of disobedience and evil through a concrete act of hybridization of the human species committed by the Progenitor Adam (who had 46 chromosomes and was the first in the genealogical Tree of Life) when he had sexual relations with the only female of the pre-human species that was chromosomally compatible since she had been exceptionally supplied by God with 47 chromosomes in view of her task as a ‘surrogate mother’ for the Sons of God. She belonged to the wild genealogical tree of ancestors who by nature had 48 chromosomes. The ‘generative’ sexual act caused a biological pollution, or defilement, and a psychophysical regression in the illegitimate hybrid branch. Consequently, there appeared human individuals that looked like animals, some with 46 chromosomes and some with 47. Their characters were corrupted to the point of looking like animals of an inferior species. It was this involution, transmitted genetically to the defiled descendants, that gave those men the aspect of hominids. Also the other branch: Adam’s pure and legitimate descendants – the Sons of God – who remained uncorrupted for many generations, gradually became absorbed into the corrupt branch through promiscuous unions, so that all men were “progressively” contaminated by the consequences of original sin. This is the explanation of that hermeneutic expression in verse 2 of chapter 6 of Genesis; which for centuries has riddled biblists. That verse speaks of: “the sons of God, looking at the daughters of men, saw they were pleasing, so they married as many as they chose” because they were more similar to their forefather Adam. This sin was the beginning of a dreadful tragedy for mankind because it was the origin and the true cause of all forms of suffering since it injected into human nature not only genetic malformations and the fall of immunological defences, but also the base animal instincts of aggressiveness and transgression. Though cases of 47 chromosomes – typical of the Down syndrome children – are rare after numberless selections wrought by God, we are yet all bearers of many other chromosomal alterations. Original sin was thus consummated and propagated genetically, or “biologically” as Pope Benedict XVI rightly put it during his general audience on 10th December 2008.

After the Sons of God – the pure direct descendants – had died out and hybrid men had touched rock bottom, and after various catastrophes of which the flood is an example had cancelled the most corrupt branches, God provided for a recuperation of the survivors. He spared from the flood only Noah’s family, the children of which, however, were not genetically pure, but were less defiled than others. Only after this was there a distinction of the races.

The mingling of characters that came from individuals belonging to existing communities during the descending phase with those belonging to individuals from the ascending period confused anthropologists who had found in ancient geological eras the presence of different groups of hominids and had taken that as proof of a spontaneous process of evolution. They could not have been able to distinguish by their findings which ones belonged to the phase of involution and which to the work of recuperation by God, or the re-evolutive phase. Then God had deemed that the times were mature because mankind had sufficiently regained a sound mind and was accountable for; so “in the fullness of time” he sent his Son Jesus to endow men of good will with God’s Spirit, that same Spirit which God had withdrawn from the corrupt branch because of the original sin (Genesis 6:3) since it could not have dwelt in animal-like men. We could therefore say that the physical redemption, or recuperation of our bodies and psyches, began millions of years ago, and the spiritual Redemption wrought by Christ is in a certain sense a second creation.

>>> http://www.biblegenesis.org/genesi-biblica.php

Recensie Hubert Luns: Wie heeft God gemaakt? – Edgar Andrews


Wie heeft God gemaakt?

Recensie door Hubert Luns

Een mooi boek, bestemd voor mensen met een wetenschappelijke belangstelling. Ingewikkelde materie weet Edgar Andrews in toegankelijke taal uit te leggen. Het boek is uitstekend vertaald en heeft een woord vooraf van Kees Roos, emeritus hoogleraar wiskunde aan de TU Delft.

De auteur heeft de titel van zijn boek ontleend aan een favoriete vraag van sceptici: ‘Als God alles heeft gemaakt, wie heeft God dan gemaakt?’ Edgar Andrews stelt vooraf de hypothese dat God bestaat. Vervolgens bekijkt hij in hoeverre deze hypothese door wetenschappelijk onderzoek wordt bevestigd. In zijn debat kruist Edgar Andrews de degens met bekende coryfeeën zoals Richard Dawkins en Stephen Hawking, die juist het tegenovergestelde beweren (‘God bestaat niet’).

Alhoewel God via de Godhypothese niet kan worden bewezen, blijkt het uitstekend verdedigbaar, veel beter zelfs dan de veronderstelling dat God ‘niet bestaat’. Nog altijd zoekt de wetenschap naar de allesomvattende theorie. Krampachtig wordt iedere indicatie naar God uitgeband, zelfs als de logica duidelijk wijst op (goddelijk) ontwerp.

Voor de Godhypothese, en zo is ook de opzet van dit boek, gaat de schrijver uit van vier dingen die wetenschappelijk onverklaarbaar zijn: 1) de oorsprong van het heelal, 2) de oorsprong van de natuurwetten, 3) de oorsprong van het leven en 4) de oorsprong van het verstand en de gedachten. Deze vier ‘ongerijmdheden’ werkt hij op sublieme wijze uit. Ik noem het derde punt, de oorsprong van het leven. Hier gaat hij in op de basisblokken van het leven zoals die zijn vastgelegd in onze genetische code. Nog nooit heb ik over dit aspect zo’n goed onderbouwd betoog gezien. Edgar Andrews stelt dat chemie, of biochemie nooit informatie op zichzelf heeft; DNA is informatie-drager. Er is dus iemand nodig geweest, een macht, om die informatie via de chemische verbindingen toe te voegen en werkzaam te maken, want in de oersoep – toen alles begon – vallen aminozuren uiteen (het celvocht is een universum apart). Volgens het chemisch script van het DNA ontstaat het leven in welhaast oneindige variatie en geeft het zich op die manier door aan volgende generaties. Het DNA is de taal van God. Daarom: God sprak … en creëerde.

Ik zou graag eens met professor Andrews over verschillende onderwerpen van gedachten willen wisselen. Eén punt wens ik nu reeds te bespreken. Hij beweert dat wiskunde (en dus ook getallen) ‘alleen het product is van het menselijk verstand’ (p. 171). Daarmee schaart hij zich achter Richard Dedekind. In een geschrift uit 1887 – Wat zijn getallen en wat betekenen ze? – legt de laatste uit dat getallen een product zijn van het menselijk vernuft. Deze opvatting is sindsdien binnen de wetenschap leidend geweest. Deze opinie is gerechtvaardigd indien God ‘niet bestaat’. De atheïst Bertrand Russell stelde dan ook: ‘Natuurkunde is wiskunde, niet omdat wij zoveel over de materiële wereld weten, maar omdat wij er zo weinig van weten: alleen haar wiskundige eigenschappen kunnen wij ontdekken.’

Ik neem daar stelling tegen. Indien God ‘bestaat’, zou wiskunde de taal van God kunnen zijn waarmede het universum in zijn natuurwetten cohesie krijgt. Aldus zijn de wiskundige formules de ultieme verklaring voor de fenomenen die zich aan ons voordoen, zelfs als die formules weinig raakpunten schijnen te hebben met onze zintuiglijke ervaring en ons voorstellingsvermogen.
O ja, u hebt het reeds begrepen, mijn advies is goudomrand. Een uitstekend boek!

>>> http://vergadering.nu/boekandrews-wie-heeft-god-gemaakt.htm

No Evolution – Video in English and Dutch


Beheerder Website's avatarDe Argeloze Duif

De wetenschappelijke inhoud van deze video bewijst toch wel dat evolutie echt onmogelijk moet zijn

Evolutie: Feit Of Fictie?

Is de evolutietheorie gebaseerd op wetenschappelijk onweerlegbare feiten, of is het eigenlijk niet meer dan een filosofie, gebaseerd op de uitleg die mensen aan bepaalde feiten geven? Die vraag staat centraal. Het leidt tot verrassende conclusies die veel van de zogenaamde “feiten” ontmaskeren als fictie. Nederlands ondertiteld!

Is the Theory of Evolution a scientific fact or a mere belief?  This is the only question this documentary seeks to answer. Five world top scientific minds give their answer on Evolution. A ground breaking video sold all around the world, award winning international documentary, now available for all to see.

Video’s: http://www.noevolution.org in English 

Nederlands, hier : Gloria TV Media Player

View original post

Visioen O.L.Vrouw en de eerste Vrouw


“In de vroe­ge ochtend van de 15e augustus op het feest van Maria ten Hemelopneming, kreeg Don Guido, toen 65 jaar oud, een onver­wacht bezoek van een engel. Die wekte hem en be­reidde hem voor op de komst van Onze Lieve Vrouw alsook van de eerste Vrouw. De ene maakte zich bekend als “de Moeder van Jezus en de Moeder in de Geest van alle ver­losten” en de andere als “de natuurlijke moeder van de zonen van God”. Het hoeft geen betoog dat Don Guido hier erg verbaasd over was.”

Inleiding

De Bijbel is het boek bij uitstek van het ‘Woord van God’ en het begint en ein­digt met boeken die ons voor raadsels stellen. Het gaat hier om de eerste hoofd­stukken van Genesis, die over de ontstaansgeschiedenis gaan, en het hele boek Openbaring. Het lijkt alsof er door Gods wil twee verzegelde deuren zijn geplaatst, één vooraan en één achteraan de Heilige Schrift, alsof God in het proces van de openbaring van Zich­zelf en zijn werken ruimte had gelaten voor het mysterie dat Hij op het geschikte moment wilde meedelen nadat aan bepaalde voor­waarden zou zijn voldaan. Te denken valt aan het vermogen van de we­tenschap om de essentie van bepaalde onderwerpen correct en uitgebreider weer te geven zoals thans met de genetica en astrophysica. Dat staat ook niet los van de ophanden zijnde wederkomst van Christus en de afsluiting van een peri­ode die aan de komende nieuwe wereld voorafgaat als onze aarde alsdan totaal zal zijn vernieuwd en niet langer zucht onder de weeën van een moeizame zwangerschap. Mo­menteel is het grootste deel van de mensheid agres­sief en tegen zichzelf gekeerd en is niet in staat om de leer van het evangelie te aan­vaarden of toe te eigenen, wat het mid­del is om zich boven het dierenrijk uit te tillen en dichter bij Gods rijk te komen.

Deze wending in de tijd vereist dat de volledige waarheid aan de mensheid wordt kenbaar gemaakt opdat het zijn eigen toestand kan waarnemen en wordt aangespoord om in een nieuwe en gerechtvaardigde relatie met de Heer te komen.

Daarom, indien deze twee bijbelboeken door Gods wil zijn verzegeld, spreekt het vanzelf dat de mens deze niet volledig kan uitleggen. De mens probeert te begrijpen, hij veronderstelt, maakt gissingen, maar de volle Waarheid blijft verborgen totdat de Heer besluit de deuren te openen.

Eindelijk blijkt de door God gekozen tijd te zijn bereikt! Hij heeft zich ver­waar­digd om de mensheid over duistere punten van het boek Genesis in te lichten, ge­bruik makend van een eenvoudig priester van een bergparochie, Don Guido Bortoluzzi. Bij­na gelijkertijd, in 1989, sprak onze Lieve Vrouwe in een reeks boodschappen tot de priester Don Gobbi, oprichter van de Mariale Priesterbeweging, waarin Zij meer in het bijzonder inging over de betekenis van het boek Openbaring.

De door Don Guido ontvangen openbaring maakt duidelijk hoe de mens onstond. De Mozaïsche concepten, die wij uit Genesis kennen, worden daarmee bevestigd, ter­wijl sommige aspecten een diepere verklaring krijgen. Hierdoor wordt alles eenvou­diger en logischer. Er wordt hiermee een punt gezet achter de oeverloze discussie tus­sen de zogenaamde creationisten en evolutionisten. Het is correct om in tijdsmatige op­eenvolging een trapsgewijze voortzetting te zien van de ene naar de andere diersoort, terwijl het essentieel is om in de vorming van iedere soort ‘afzonderlijk’ een direct in­grijpen van God te zien. De wetenschappelijke benadering hanteert uitgangspunten die diametraal tegenover elkaar staan of daar ergens tussenin liggen en oppert theo­rieën die aanvechtbaar zijn omdat ze niet langs experimentele weg kunnen worden getoetst. Ze reiken daarom niet verder dan hypothesen, die uit hun aard nooit aanspraak kunnen maken op absolute geldigheid. Met deze onzekerheid gecon­fronteerd, is God de enige die uitsluitsel kan geven over de oorsprong van de mens en zijn ontstaans­ge­schiedenis – Hij is immers zijn Maker.

Een door God aangestuurde schepping middels een vorm van ‘bemiddeling’ geeft op al deze theorieën antwoord. Bemiddeling geeft aan dat God datgene als een ‘mid­del’ of instrument gebruikt tijdens de creatie van om het even welke soort, de mens inbegrepen, wat als vrouwtje van de soort onmiddelijk aan de nieuwe soort voor­afgaat. In zo’n vrouwtje nu implanteert Hij de daaropvolgende schepping. De term ‘schep­ping’ geeft aan dat God uit het niets de gameten van de eerste cel van het eerste en tweede individu van de nieuwe soort maakt, en dat Hij niet iets dat reeds bestaat op een hoger plan brengt. We zullen daar later op terugkomen. Iedere pseudomoeder van de twee voorvaders – één pseudomoeder voor elke nieuwe soort – dient slechts als in­cu­bator, couveuse, of draagmoeder, omdat er geen genen van haar eigen soort aan de nieuwe soort worden overgedragen. In het bijzonder bij de menselijke soort, en anders dan bij de soorten die daaraan voor­afgingen, stortte God zijn eigen Geest in, waarmee de mens ‘geestelijk levend’ werd.

Nevens dat Gods Geest aan de mens werd overgedragen, dient te worden begre­pen dat het God was die beide gameten van de man en vrouw creëerde, die samen de eerste cel van de eerste mens vormden. Don Guido heeft dit belangrijke concept des­tijds aan de Patriarch van Venetië meegedeeld, Albino Luciani, met wie hij samen op het seminarie zat en degeen is die later paus Johannes Paulus I zou worden. Deze had er geen moeite mee te verklaren dat God tegelijk Vader en Moeder van de Mens was, waarbij hij kennelijk aan Don Guido’s woorden geloof hechtte.

God legt ook het verschil uit tussen kinderen of ‘zonen van God’ en ‘kin­deren van de mens’. De eersten zijn de legitieme afstammelingen van de door God ge­schapen mens in zijn perfecte staat, die in de perfect gecreëerde staat zijn gebleven om­dat ze ‘genetisch zuiver’ waren, terwijl de tweede categorie de illegitieme afstam­me­lingen zijn van de ‘mens’ Adam die door de ‘oerzonde’ biologisch ‘verontreinigd’ wa­ren ge­raakt. Er is sprake van oer- of erfzonde omdat het aan het begin van de mens­heid stond.

Dan volgt het verslag van de zondeval, wat niet slechts een zonde uit trots en arrogantie was. Het was ook een zonde uit ongehoorzaamheid en een kwaad doen door een concrete daad van hybridisatie van de menselijke soort, die door onze stamvader Adam werd begaan, die 46 chromosomen had en de eerste was van de genealogische levensboom. Dat geschiedde omdat hij seksuele betrekkingen had met het enige vrouwtje van de soort die onmiddelijk aan de mens voorafging. Zij kwam chromoso­maal over­een omdat zij bij uitzondering door God van 47 chromosomen was voorzien met het oog op haar taak als ‘surrogaatmoeder’ voor de zonen van God. Zij behoorde tot de wilde genealogische boom van de voorvaders die van nature 48 chromosomen had. De ‘generatieve’ seksuele daad veroorzaakte een biologische vervuiling of ontre­geling, en leidde tot een psychosomatische regressie in de illegitieme hybride tak. Dit had tot ge­volg dat menselijke individuen ontstonden die er als dieren uitzagen, som­mi­gen met 46 chromo­somen en weer anderen met 47. Hun karakters waren zodanig mis­vormd dat ze op de die­ren van een minderwaardige soort geleken. Het was deze invo­lutie, die gene­tisch aan de geschonden afstammelingen werd doorgegeven, die deze mensen het as­pect van hominiden gaf.

Ook die andere tak – die van Adams pure en legitieme afstammelingen, de zonen van God, die veel generaties onaangetast bleven – werd door onderlinge vermeng­ing gaandeweg in de verdorven tak opgenomen waardoor alle mensen ‘geleidelijk aan’ door de gevolgen van de erfzonde werden besmet. Dit is de verklaring van de cryp­tische uitdrukking in het tweede vers van Genesis 6 – die bijbelkenners eeuwenlang voor raadsels stelde. Dit vers spreekt van “de zonen van God, die naar de dochters van de mensen keken en zagen dat zij aangenaam waren om naar te kijken, en zij kozen van die dochters naar wat hun hart begeerde.” Dit was omdat die meer op hun voor­vader Adam leken. Deze zonde stond aan het begin van een afschuwelijke tragedie voor de mensheid, omdat het de oorsprong is en ware oorzaak van elk soort lijden. Want niet alleen bracht dat binnenin de menselijke natuur genetische afwijkingen die tevens de immunologische verdediging aantastten, maar het introduceerde ook de ba­sale dier­lijke instincten van agressiviteit en eigenmachtig handelen. Alhoewel gevallen van 47 chro­mosomen – zoals typisch voor het Down syndroom – zeldzaam zijn geworden na on­telbare door God geleide selecties, zijn we toch allen dragers van heel wat chro­moso­male afwijkingen. De erfzonde is dus genetisch ontstaan en doorge­geven, of “bio­lo­gisch”, zoals paus Benedictus XVI het exact formuleerde tijdens zijn alge­mene audi­ën­tie van 10 december 2008.

Nadat de zonen van God – de zuivere directe afstammelingen – waren uitge­stor­ven en de hybride mens een dieptepunt had bereikt, en nadat een aantal catastrofen, waaronder de zondvloed, de meest verdorven takken had afgebroken, zorgde God voor een herstel van de overlevenden. Alleen Noachs familie redde Hij van de zond­vloed, wiens kinderen niet genetisch zuiver waren maar toch minder verontreinigd dan al die anderen. Pas daarna onstond de scheiding tussen de rassen.

De vermenging van karakters van individuen die tot verschillende degenera­tieve groepen behoorden met diegenen die tot de superieure groep behoorden heeft anthro­pologen op het verkeerde been gezet. In de oude geologische lagen bevinden zich ver­schillende soorten hominiden en vondsten daarvan hebben ze als bewijs gezien van een spontaan evolutionair proces. Zij bevonden zich niet in een positie om bij hun ont­dek­kingen on­derscheid te maken tussen de vondsten die tot de involutiefase behoorden en die tot Gods regeneratief werk behoorden of her-evolutiefase.

Toen God besloot dat de tijd rijp was geworden omwille van het feit dat de mens weer over een voldoen­de gezonde geest beschikte en voor zijn daden verantwoordelijk kon wor­den gesteld, zond Hij, zoals dat heet, ‘in de volheid der tij­den’ zijn Zoon Jezus om de mensen van goede wil met Gods Geest te verrijken, die­zelfde Geest die God we­gens de erfzonde in de ver­dorven tak daaruit had te­rug­getrok­ken (Gen. 6:3). Im­mers, Gods Geest kan niet in ver­dierlijkte men­sen verblijf hou­den. We mogen zeg­gen dat het proces van de licha­melijke ver­los­sing, of het her­stel van li­chaam en psyche, mil­joe­nen ja­ren ge­le­den aanving en dat de door Chris­tus vol­brachte gees­te­lijke ver­los­sing een twee­de schep­ping is.

Wie was Don Guido?

Don Guido Bortoluzzi, de pionier van dit wonderbaarlijk inzicht, werd door God als intermediair verkozen tussen God zelf en de mensheid. Don Guido werd in 1907 in Puos d’Alpago geboren, een dorp­je in het noordoosten van Italië op onge­veer twintig kilometer van Belluno. Zijn ouders waren lagere school leraren. Don Guido voelde zich tot het priesterschap ge­roepen toen hij nog maar twaalf jaar oud was. Dat was aan het eind van de Eerste Wereld­oorlog. En hij ging toen naar het semi­narie. Tijdens zijn seminarietijd kreeg hij de eerste voorspellingen over zijn toe­kom­stige dagen als ‘profeet’. In 1922 pro­fe­teerde St. Johannes Calabria aan de rec­tor van het seminarie, waar de jonge Guido toen bijstond, dat hij als oudere man een boek zou schrijven over de bijbelse Gene­sis. Zes jaar later, toen Guido in zijn twee­de theologiejaar was, deed een charismatisch priester uit Bolivia, de eerwaarde Mateo Crawley, een voorspelling over hem ten overstaan van al de aanwezige pries­ters, dat hij openbaringen van de Heer zou krijgen over duistere punten die betrekking hadden op Genesis. Bij die gele­genheid voorspelde Mateo Crawly ook dat een andere semi­narist, Albino Luciani gehe­ten, tot de hoogste rangen van de kerkelijke hiërarchie zou opklimmen, maar dat dit he­laas van heel korte duur zou zijn.[1]) Na nog eens vier jaar, aan de vooravond van zijn priester­wij­ding, spoorde zijn mentor hem aan om “de Heer te danken als Hij hem het ge­heim van de erfzonde zou hebben geopenbaard, omdat wij dankzij die kennis een volledig begrip kunnen krijgen van de verlossingseconomie.”

Als priester in zijn eerste parochie kreeg hij een onverklaarbaar en onverwacht be­zoek van Teresa Neumann, de welbekende Duitse mystica, die hem vertelde dat de Heer een groot plan van zijn Barmhartigheid voor hem had, en zij raadde hem aan alles op te schrijven. Zij voorspelde hem ook een leven van groot lijden.

Maar er is meer. In 1945 toen hij parochiepriester was in Casso, gebeurde er iets uitzonderlijks. In de geest en 18 jaar voordat het plaatsvond zag hij met alle tragische details de catastrofe van de Vajontdam.[2]) Hij waarschuwde de burgemeesters en paro­chie­priesters van de betrokken plaatsen, maar omdat de dam nog niet bestond, zag nie­mand het gevaar. Men nam hem niet serieus en zijn brieven werden vernietigd. Boven­dien raakte hij onder collegapriesters bekend als ‘die visionair’ en werd hij sindsdien nogal vreemd bevonden.

In 1972, toen hij ontmoedigd was geraakt en zich zorgen maakte over het gebrek aan medewerking van de parochie in Chies d’Alpago en hij zichzelf als een morele mis­lukking zag, bezocht de Heer hem met een langdurig visioen waarin Don Guido de schepping van het heelal zag en ook de eerste Mens in zijn natuurlijke omgeving; ten­slotte zag hij de geboorte van de eerste Vrouw die de Heer had voorbestemd om de legitieme partner van de Mens te zijn. Tevergeefs trachtte hij zijn ervaring met zijn overste te delen, maar het bleek dat niemand bereid was zich te verdiepen in wat zulk een onge­loofwaardig verhaal leek.

Er waren andere en kortere visitaties waarin Don Guido de erfzonde zag, het doodgaan van Abel; hij zag ook de afstammelingen van Kaïn, van hem die de eerste hybride mens was, wat wij tegenwoordig allen zijn.

Don Guido stierf op 84-jarige leeftijd na zich een leven lang aan zijn priester­lijke taak te hebben gewijd en aan de bestudering van zijn persoonlijke interesses: archeo­lo­gie, paleontologie, anthropologie, genetica en alles wat verband houdt met het ontstaan van de aarde en van de mensheid. In het begin werd zijn belangstelling voor deze ge­bie­den getrokken door de verschillende profetieën die hij had ontvangen, een be­lang­stel­ling die later door de wens werd gevoed een correcte interpretatie te ge­ven aan de ont­vangen ‘openbaringen’.

Hij bracht zijn laatste levensjaren door in een rusthuis na ontelbare vernede­ringen te hebben ondergaan door zijn oversten en collega priesters. Hij heeft de vol­doening niet mogen smaken te zijn geloofd of zijn geschriften in drukvorm te hebben zien uitkomen. Die werden pas na zijn dood verzameld en uitgegeven.

Het Visioen van Don Guido

In het midden van de nacht, het was 14 augustus 1972, of zo u wilt in de vroe­ge ochtend van de 15e op het feest van Maria ten hemelopneming, kreeg Don Guido, toen 65 jaar oud, een onver­wacht bezoek van een engel. Die wekte hem en be­reidde hem voor op de komst van Onze Lieve Vrouwe alsook van de eerste Vrouw. De ene maakte zich bekend als “de Moeder van Jezus en de Moeder in de Geest van alle ver­losten” en de andere als “de natuurlijke moeder van de zonen van God”. Het hoeft geen betoog dat Don Guido hier erg verbaasd over was.

Ze vroegen hem zijn Bijbel ter hand te nemen. Niet de meest recente die uit drie delen bestond en in de buurt lag, maar de Bijbel met het commentaar van de priester Marco Sales, waarbij het Oude en Nieuwe Testament in één deel waren samengebon­den. Zo werd de onafscheidelijkheid van beide delen benadrukt. Het on­der­streepte ook de bewering van Sales dat de bijbelse Genesis aan Mozes moet worden toege­schre­ven, een gegeven dat door sommige moderne bijbelgeleerden wordt ontkend. Toen de twee vrouwen zich terugtrokken, verscheen de Heer die zich als “Ik Ben” presenteerde.

De Heer wijst onmiddelijk op een fundamenteel aspect: “Deze nieuwe openba­ring vervangt niet de Mozaïsche Genesis, maar neemt die in zich op en ver­dui­delijkt die.” En gaat Hij verder: “Ik zal je leren om in dat boek de dingen die je niet begrijpt tussen de regels door te lezen [en aldus] aan Genesis een juiste uitleg te geven”.

De Eerste Mens

Het visioen vangt aan met een landelijk tafereel. Een bijzonder knappe en lenige man, de Jongeman, is bezig een honingraat te plukken om naar het vrouwtje van de voormenselijke soort te brengen, die op het punt staat het Meisje te baren, die na­der­hand als zij groot is geworden zijn legitieme partner moet worden. Verder in het ver­slag zal de Heer uitleggen dat de pasgeborene de vrucht is van een nieuwe creatie waar­van de eerste cel door de Heer in de uterus van dat vrouwtje werd geïmplanteerd, die hier als surrogaatmoeder fungeerde. Dat vrouwtje was van een soort die aan de menselijke soort voorafging. Eenzelfde gebeurtenis had vóór de geboorte van de Jongeman plaatsgevonden, die zich nu op de blijde gebeurtenis voorbereidt. Het tafe­reel dat de Heer openbaart, vindt in een gebied plaats tussen de Zwarte en Caspische Zee, niet ver van het tegenwoordige Ninivé. De gebeurtenis situeert zich aan het eind van de Eocene periode ter afsluiting van de schepping van de grote zoogdieren.

Het woonoord is heel mooi. Het ligt in het voorgebergte van de hooglanden en is rijk aan vegetatie. Het strekt zich uit naar een grote vlakte die bedekt is met rijpende en spontaan opgroeiende graanachtige gewassen. De zon staat hoog en de hemel geeft een serene aanblik. De Jongeman heeft duidelijk heel wat werk verzet als we zijn huis in ogenschouw nemen dat hij halfopwaarts in een ruimte tussen twee natuurlijke richels heeft gebouwd met muren van mergelsteen die helemaal vlak zijn en loodrecht omhoog staan. Hij heeft door middel van holle bamboestokken water in het huis geleid. Hij had ook met gebruik van leren riemen en scherpe stenen en dijbenen van dieren een aantal werktuigen gemaakt. In het huis staan een houten tafel en stoelen en er zijn verschillen­de kommen die van de schedels van graseters zijn gemaakt waarvan hij de oogholtes met pek had dichtgesmeerd.

Aan de muur hangen een aantal zakken van dierenhuid en op tafel liggen schra­pers om dierenhuiden te villen, en ook priemen. Dat alles was keurig gerangschikt. Er was ook een soort bijl die bovenop een kastje lag. De deur was van gewoven riet en er wa­ren twee raamachtige openingen waardoor licht in huis viel. We moeten niet ver­baasd staan over de aanwezigheid van dit ingenieus handwerk, want de Man, de eerste Mens, was nog niet met de erfzonde belast, maar was volmaakt. Hij was dus uitzon­der­lijk intelligent, meer dan enig moderne wetenschapper die onvermijdelijk in zich­zelf de door de erfzonde veroorzaakte ge­breken draagt, zelfs als we ze niet kunnen onder­schei­den, want er bestaat geen vergelijkingsmodel. Het spreekt trouwens vanzelf dat het God was die hem taalvaardigheid en het gebruik van vuur had bijgebracht.

Het tafereel gaat verder en richt zich op de voormenselijke familie in de vallei, waar een vrouwtje verblijft die op het punt staat te baren. De Heer noemt deze beesten ‘voorouders’, en Hij nodigt Don Guido uit hun lichamelijke kenmerken te bestuderen. Het zijn geen echte apen, in elk geval niet zoals wij die kennen. Hun soort is inmiddels uitgestorven, of beter, het zuivere ras bestaat niet meer door hybridisatie met de mense­lijke soort. Hun voorouderlijke kenmerken hebben wij in onszelf opgeno­men, maar in verzwakte vorm als gevolg van veelvuldige selectie. Want in onze dagen zijn we allen de vrucht van die kruisbevruchting die de ‘erfzonde’ wordt ge­noemd. We zullen daar later op terugkomen.

Het uiterlijk voorkomen van deze voorouders was uitgesproken lelijk. Ze waren net iets meer dan een meter lang en stonden rechtop, de huid was roodachtig en spaar­zaam bedekt met borstelig zwart haar. Hun korte poten besloegen ongeveer een derde van hun totale lengte. Hun armen reikten tot aan de kuiten terwijl hun voeten klein en stomp waren. Ze hadden brede schouders en smalle heupen. Hun aangezicht was plat met een laag voorhoofd waaronder wijd open neusgaten in plaats van een neus. Er was geen kin en de mond was breed en reikte bijna tot aan de oren. De mannetjes hadden lange puntig gevormde oren die rechtop stonden en zo’n 5 tot 6 centimeters boven hun platte sche­del uitstaken. Als ze voortbewogen flapten ze op en neer. Ze leken meer op de lange oren van een of ander schaap. Het waren gehoorzame tamme beesten die ge­schapen leken te zijn om de mens bij hun zware veldarbeid te helpen of bij andere een­voudige taken zoals stenen sjouwen. Hun ogen hadden haast een menselijk soort uit­drukking, en ze waren natuurlijk slimmer dan honden. De toon van hun stem wijzig­de om aan te geven wat ze wilden, ze konden niet praten. De Heer noemde hun soort de ‘wilde boom’ om onderscheid te maken met de menselijke soort die de ‘boom des levens’ werd genoemd [in geestelijke zin]. De aardse tuin, of het paradijs, besloeg de gehele aarde want de gehele schepping leefde in onderlinge harmonie.

Na dit landelijk tafereel, waar we later in dit verhaal op terugkomen, verandert het visioen radicaal en toont God aan Don Guido de schepping van het heelal, de ster­ren, de aarde, de maan en het ontstaan van het leven hier op onze planeet. Tegen een zwarte achtergrond verschijnt een hoofdletter A, enigszins schuin geschreven, wat de Heer de ‘Alfa’ noemt, die symbool staat voor de Schepper. Naast deze A staan zes pun­ten in twee groepen: de eerste groep bestaat uit vier en de tweede uit twee punten. Deze symboliseren de zes stadia of scheppingsdagen. In de zwartheid van de hemel ver­schijnt een open hand die roze-achtig is en transparant [om Gods creatieve werk uit te beelden]. Vanuit de palm van die hand komt een vonkenregen die langs de vingers in geometrische patronen uiteen waaiert. In allegorische voorstelling zijn dit de subato­maire deeltjes die in het Mozaïsch scheppingsverhaal eenvoudig ‘licht’ worden ge­noemd. Deze markeren de schepping van ruimte en tijd als de twee onmisbare ingre­diënten, waardoor de gehele schepping kan bestaan. Dit is het eerste stadium of de eer­ste dag. Aan dit ‘begin’ ging het oneindige niets vooraf, de duisternis: koud, zwijgend en on­doordringbaar voor zowel licht, hitte of geluid, indien die al zouden hebben be­staan. Alleen God bestond in onmetenlijke oneindigheid; pure Gedachte die voor onze door de erfzonde beperkte geest ondenkbaar is.

Toen de omgeving vol was van deze rondzwermende vonken, verdween alles en werd het opnieuw donker. Toen verscheen een stipje dat continue een intens wit licht uitstraalde. Rondom die stip vormden zich andere lichtgevende witte stipjes. Toen hun aantal toenam gingen ze op ordelijke manier rond de oorsponkelijke stip draaien, ter­wijl ze in een uitdijende spiraal naar buiten dreven. Dit was het tweede stadium of de tweede dag. Dit stadium omvatte de schepping van het atoom en de daarmee verband houdende materie waar de sterren in het heelal en alle elementen uit bestaan.

De oerknalgedachte spreekt dit visioen niet tegen omdat deze gedachte de nadruk op het tweede gedeelte van het proces legt. De oerknal verklaart het onstaan van ga­laxieën, maar geeft niet aan waar de energie vandaan kwam die tijdens de oerknal in materie werd omgezet. Dat wordt hier in het eerste scheppingsstadium verklaard.

In de stroom witte sterren ziet Don Guido in zijn visioen een ronde massa te­voor­schijn komen. Deze is groter dan de rest en wordt nu door een rood uiziende bol ge­troffen, die licht afgeeft en vonken. De twee zijn even groot met dit verschil dat de rode een lange wit-blinkende staart heeft. Het is dus een komeet. Na de inslag ver­dwij­nen beide in een zwarte wolk uit het zicht.

Bij het uiteendrijven van de zwarte wolk komt de aarde tevoorschijn als een opaal-witachtige bol. De aarde was nog steeds kaal en zonder water, bergen en val­leien. Het oppervlak is overal identiek, uitgezonderd een ijskegel op de noordpool met twee cirkelvormige wolken die de top bedekken. De zuidpool is wijdopen en vlak. In plaats van een ronde bol leek de aarde meer peervormig te zijn, wat betekent dat de gloeiende kern zich niet in het centrum bevond maar in de richting van het zuidelijk halfrond. Door de extra hitte die dit veroorzaakte, waren er grote spanningen in de aardkorst waardoor deze dunner werd en de gloeiende massa binnenin moeilij­ker kon vasthouden. Dit was het derde stadium of de derde dag.

Dan begint de nog steeds kale aarde plotseling heftig te bewegen en schudden. Aan de achterkant vindt een explosie plaats in een regio die overeenkomt met de Stille Oceaan. Enorme stukken aardkorst worden in de lucht geworpen, een tumultueuze en gigantische rookwolk met zich meeslepend. Na uitzonderlijk hoog te zijn gesmeten vallen som­mige van deze massa’s op de aarde terug en vormen op die manier kraters en hoge bergen. Een deel valt niet terug. Deze gigantische zwevende massa’s worden door hun onderlinge aantrekkingskracht naar elkaar toegetrokken en zo vormt zich ten­slotte de maan. Dit is het vierde stadium.

Twee van de directe gevolgen van de explosie waren een verschuiving van de aardas – wegens de initiële tegenkracht – en het in gang zetten van de continentale drift, in een spontane reactie om de angstwekkende afgrond te dichten die door de explosie was veroorzaakt. Met de toevloed van water onstond alzo de Stille Oceaan. Op de randen van de afgrond glijden gigantische brokken aardkorst in de immense kra­ter terwijl aan de keerzijde van de aarde een plotselinge formatie onstaat van diepe ravijnen die in de dwarsrichting lopen van de noord-zuid as, gekend als de Mid-Atlantische Rug die zich van de Noord- tot Zuidpool uitstrekt. Daaruit ontstond het S-vormig bekken van de Atlantische Oceaan. Met iedere volgende explosie in belen­dende percelen van de Stille Oceaan [opnieuw het voorwerp van beroering omdat deze door het nieuwe litteken kwetsbaar was gemaakt en vatbaar voor verandering] groeien de zojuist besproken ravijnen – aan de keerzijde – tot de Atlantische Oceaan uit.

De andere groep punten, die door een kleine afstand van de eerste vier waren gescheiden, betreffen de vijfde en zesde scheppingsdag. Dat wil zeggen, de schepping van het planten- en dierenrijk, die symbolisch op de vijfde dag zijn verenigd. En dan vindt op de zesde dag de schepping van Man en Vrouw plaats. In dit laatste stadium introduceert God het geestelijk element, de ‘omega’ die de zonen van God symboli­seert.

Na dit panorama dat de gehele schepping overzag, keert het visioen naar het punt terug waar het een aanvang nam. We zijn weer bij de scène toen de ‘vrouwelijke voor­ouder’ op het punt stond het Meisje te baren, de eerste Vrouw. Het is de zesde dag. Het toneel van de geboorte zelf wordt in allegorische beelden getekend om Don Guido’s gevoeligheid te sparen. De pasgeborene moest het laatste meesterstuk van de schepping zijn, of om in de taal van de ongelovigen te spreken: de vertex van het phylum van de soort. Hierna zouden er geen nieuwe soorten meer ontstaan.

De Heer noemt deze vrouw een ‘brug’, een term die Don Guido niet begreep en daarom legt de Heer uit: “Zij had een ‘hoofd van een brug’ moeten zijn, maar de mens, aanmatigend en ongehoorzaam, zorgde dat zij een ‘brug’ werd – een brug tussen de twee soorten, dat wil zeggen tussen de pure en legitieme zonen van God en hun voor­ouders.” Don Guido zou deze uitleg pas aan het eind van de ‘openbaring’ volledig begrijpen. Hij vatte het in de volgende woorden samen: Het ‘hoofd van een brug’ was het vrouwtje van om het even welke soort wiens uterus door God werd benut voor zijn creatief werk. Het was voor de foetus een soort incubator en vroed­vrouw. Van de pseudo- of surrogaat-moeder ontving het geen enkele gen omdat het een totaal nieuwe schepping was. [Het ‘hoofd van de brug’ is hier de funderingspijler aan het begin van een brug waarop de boog rust die naar de overkant gaat.]

In plaats daarvan verwijst de term ‘brug’ naar die vrouwelijke voorouder die twee jaar na de geboorte van het Meisje gemeenschap had met de ongehoorzame mens. Door de overdracht van haar eigen genen kon zij een brug vormen tussen de twee soor­ten. Hierdoor werd een hybride zoon gecreëerd, Kaïn genaamd. Op deze manier werd gestalte gegeven aan de nieuwe hybride en illegitieme menselijke soort, bekend staan­de als de ‘zonen van de mensen’ of eenvoudiger de ‘zonen van de Mens [Adam]’ – Adam betekent in het Hebreeuws ‘mens’. Tijdens dit voorval is God, die zijn werk had beëindigd, niet tussenbeide gekomen om nieuwe gameten te scheppen. Immers, de schepping van de twee voorouders van de volmaakte menselijke soort was reeds vol­bracht. Door de illegitime en hybride zoon werd de mens drager van ernstige gebreken. Alhoewel Kaïn net als zijn vader 46 chromosomen had, kwam zijn lichamelijk gestalte overeen met die van zijn beide voorouders en was zijn intelligentie heel beperkt, zijn spraak gestoord en derfde hij de Geest Gods, want zijn beestachtige trekken maak­ten hem onbekwaam om de gaven van de Geest te hebben.

Meer dan twaalf keer bevestigt de Heer in de Mozaïsche Genesis dat elke soort zich naar zijn eigen soort moet vermenigvuldigen. Ter bescherming van de soort was dit het enige gebod dat Adam kreeg. Maar Adam was ongehoorzaam. Is dit geen waar­schuwing, zelfs in onze tijd, nu geleerden opnieuw trachten deze barrière te door­breken? God schonk al zijn goederen aan de mens en voor zichzelf behield Hij alleen het recht op het leven en zijn veelvuldige aspecten: conceptie, geboorte en dood. In de overtreding van dit gebod onstonden alle problemen die de mensheid sindsdien heb­ben gekweld, en zo zal het opnieuw zijn (indien de genetische overtre­dingen aanhouden).

Bovendien besefte Don Guido een ander belangrijk zaak over de Mozaïsche Genesis, waarin staat dat de erfzonde door Adam en Eva was begaan. In aanmerking nemend dat de vrouwelijke voorouder, die door de Heer een ‘brug’ wordt genoemd, het­zelfde vrouwtje was dat Don Guido met Adam zag zondigen, is zij het die we altijd Eva hebben genoemd. Eva is daarom niet Adams legitieme vrouw, maar zijn partner ter gelegenheid van die zonde. En dit brengt ons bij de mondelinge Hebreeuwse tradi­tie, waarin sprake is van de twee vrouwen van Adam, de ene Lilith [Eva] ge­naamd, die monsters en demonen voortbracht [de hybriden], en de andere [de Vrouw] die mensen voorbracht [de zonen van God]. En omdat Eva tot de voorouderlijke soort behoorde en als beest onderhevig was aan de impulsen die van haar vrucht­baar­heids­cylus af­hing­en, kan zij voor deze daad niet verantwoordelijk worden gesteld. Daarom, indien zij voor deze zonde geen schuld droeg, valt de verantwoordelijkheid uitsluitend op Adam. In feite zegt St Paulus in zijn brief aan de Romeinen uitdrukkelijk dat de schuld alleen bij hem lag (Rom. 5:12-19).

Zoals door de fout van slechts ‘één’ de dood in de mensheid heerste [geestelijke dood en opeenvolgende uitroeiing van de zuivere menselijke soort van de zonen van God], is daarom door de verdiensten van slechts ‘Eén’, Jezus Christus, voor hen die de Genade ontvangen de gerechtigheid gekomen, of de verlossing – of om met de woor­den te spreken van de heilige vader Benedictus XVI in een van zijn predikingen, die van 3 december 2008: “zijn zij geestelijk geregenereerd”.

‘Eva’ is eigenlijk geen correcte naam maar een atribuut in de betekenis van ‘moeder van alle levenden’ (Gen. 3:20). Zij was niet zijn echte vrouw, maar fungeerde in de erfzonde als Adams partner. Voor Adam en de Vrouw was zij daarom een sur­rogaatmoeder, maar voor Kaïn de echte moeder. Via hem nu werd zij voor de tijd waarin wij nu leven de stammoeder van allen. Het is als volgt: door deze zonde zijn wij tegenwoordig allen ‘zonen van Eva’ aangezien ieder afzonderlijk van Kaïn afstamt (hetzij direct of indirect).

Uit dit alles mogen wij afleiden dat de eerste Vrouw, die ten tijde van de erf­zonde ongeveer twee jaar oud was en later toen zij groot was geworden Adams recht­matige vrouw werd, totaal niets te maken had met de erfzonde. Daarom dient zij te worden gerehabiliteerd. De Heer benadrukte: “Weet wel dat zij onschuldig is!”

Eva zag er onaantrekkelijke uit. Zij was het enige vrouwtje van haar soort met een gladde witte huid, wat God met opzet zo had geschapen om haar lichamelijk tussen de voorouderlijke en de menselijke soort in te laten staan om op die manier misschien beter als verzorgster en moeder te kunnen optreden. Zij leek op de leden van haar eigen soort omdat ze klein was [slechts iets langer dan een meter]. Ze had korte benen en lange armen en handen. Haar romp en borst geleken op die van een vrouw. In Don Guido’s visioen zat ze na de bevalling in zittende houding en omarmde het kind in haar armen. De gelaatsuitdrukking was er een van tevredenheid. Ze had grote enigszins uit­puilende ogen, maar toch was er iets in haar voorkomen dat menselijk leek. Ze gaf in­druk tevreden met zichzelf te zijn, onderwijl omlaag kijkend naar het kind. Haar bre­de mond had dunne lippen en weken terug tot aan de achterkant van het kaakbeen. Al etend droop de honing uit haar mond. Die honing kwam uit de honingraat die de Jonge­man reeds eerder voor haar had gehaald. Door haar platte gehemelte kon Eva als zij at geen voedsel binnenhouden… geen prettig gezicht om te zien. Als ze haar mond open­de kon je al haar tanden zien die er gezond uitzagen, wit en regelmatig. De hoek­tanden waren langer dan de rest, als bij een slang. Eufemistisch en met zekere ironie noemde de Heer haar de ‘slang’ als symbool van haar slimheid en intelligentie die hoger waren dan van alle andere dieren. Net als haar soortgenoten maakte ze gelui­den door haar lange puntige tong naar buiten te steken, waardoor ze geen woorden kon vormen. De tong scheen aan de achterkant van haar keel te zijn vastgehecht.

Zij had het begin van een neus, maar die ontbrak geheel bij haar soortgenoten. Ze had ook geen kin. Haar donkere half doorschijnende haar dat boven haar ogen be­gon en haar lage voorhoofd bedekte, ging tot aan de achterkant van haar nek door. Vanuit het haar staken haar oren aan de zijkanten van haar hoofd naar buiten toe. Ze had hoekige schouders en rozeachtige wangen.

Als zij er zo onaantrekkelijk uitzag, wat kon de ‘Man’ ertoe hebben gebracht om twee jaar na de geboorte van het Babymeisje die zonde te doen, een misstap met zulke ernstige gevolgen? Het kon zeker geen eenzaamheid of seksuele drift zijn geweest, in aanmerking nemend dat hij, de volmaakte mens, niet door dat soort impulsen werd be­heerst, die de gekwetste mens, getekend als hij is door de erfzonde, heen en weer slingeren. Wat meespeelde was het idee andere mooie kinderen te verwekken voort­komend uit die ene vrouw. Zij had reeds tweemaal bewezen een goede ‘producent’ te zijn; eerst had zij hemzelf geboren laten worden en nadien het Babymeisje. Maar dat was niet de enige reden, want het gaf de mogelijkheid om ‘los van God’ een familie te stichten. God wil voor al Zijn Kinderen een geestelijk Vader zijn; Adam echter wilde zijn eigen kinderen hebben en alleenheerser zijn over zijn nageslacht alsook over de door God aan hem toevertrouwde aarde. Met deze opzet wilde hij de aarde besturen en van zijn vruchten genieten. Hij kon niet hebben geweten dat God door een speciale in­ter­ventie in Eva’s baarmoeder de eicel van de menselijke soort had geschapen, ge­reed staande voor de conceptie van het Babymeisje. Hij veronderstelde dat zijn zaad alleen voldoende was om nieuw leven te scheppen in de trant van een zaadje dat in de aarde valt en ontkiemt.

Aldus vertegenwoordigt de figuur van de wilde genealogische boom Eva’s voor­ouderlijke afkomst. Toen hij Eva in zijn slaap ‘bekende’ was zij voor Adam de ‘boom van kennis van het goede’. Naar Gods wil is toen het Babymeisje ontstaan. Later werd het de ‘boom van de kennis van het kwaad’ toen Adam op eigen initiatief seksuele betrekkingen met haar had. Daar dit niet volgens Gods plan was, onthield God hieraan zijn creatieve bemoeienis. Adams val werd dus door arrogantie veroorzaakt, door trots, zelfgenoegzaamheid, ongehoorzaamheid en opstandigheid.

De slang Eva was, zonder dat zij zich dat zelf realiseerde, de ‘vislijn’ die voor Adam uitstond. Hij bezweek voor de verleiding om in concurrentie met God zijn eigen mooie kinderen te maken, …en hij hapte toe.

De uitdrukking ‘boom van kennis van goed en kwaad’ dient in bijbelse zin te worden opgevat, waarbij ‘boom’ voor ‘genealogische boom’ staat en ‘kennis’ en ‘eten’ voor ‘generatieve [seksuele] betrekkingen’. Hetzelfde woord staat in deze betekenis in het Evangelie van Lukas, waar Maria aan de aartsengel Gabriël zegt dat zij geen ‘ken­nis’ heeft aan een man.

Voordat de erfzonde plaatsvond waren seksuele betrekkingen tussen Adam en Eva in Gods plan voorzien. Dat vond effectief plaats toen Adam in diepe slaap was verzon­ken, zodat hij zich daar later niet meer van kon herinneren en het daarom ook niet zou willen herhalen. Zo werd het Babymeisje verwekt. De Bijbel wijst op Adams rib, dat wil zeggen op zijn zaad. In deze delicate situatie was het God zelf die binnenin Eva’s baarmoeder een perfecte gameet van de zuivere soort van de zonen van God creëerde. Samen met Adams gameet leidde dit tot het leven van de eerste cel van het allermooi­ste kind. In aanmerking nemend dat Eva niet aan de conceptie deelnam mid­dels haar eigen voorouderlijke chromosomen, betekende dit dat deze vrucht, de ‘Vrouw’ gehe­ten, in wezen goed was. Evenwel, betreffende de ‘boom van kennis van kwaad’, nam Eva aan de conceptie met haar eigen chromosomen deel die daardoor geboorte gaven aan een kwade vrucht, Kaïn geheten. Volgens de wetten van Mendel werd dat een kruising tussen twee soorten, een product zijnde van hybridisatie. De ‘boom van kennis van goed en kwaad’ werd voorbij de grenzen van Gods plan ‘ge­kend’ en ‘gege­ten’. De vrucht die daaruit onstond werd drager van de dood en het ele­ment dat de lichamelijke en psychische integriteit van de mens aantastte. Gaande­weg dreef de hominide staat van de hybriden de andere soort uit. Hun toenemende getals­sterkte kwam uit een gro­te­re vruchtbaarheid voort ten aanzien van de pure zonen van God.

Het verdorven bloed zou “de demoon voor de mensheid” worden, zei de Heer, want het vergiftigde zowel het hybride nageslacht van de zonen van de Mens, dat on­derhevig was aan involutie, alsook de legitieme afstammelingen die in de loop der tijd als zuivere soort werden uitgeroeid omdat het genetische kruisingen aanging met hy­bride vrouwen. De suprematie van de hybride soort werd daardoor in de hand gewerkt. Dit verklaart het raadselachtige vers van Genesis 6:2 waarin staat dat de zonen van God zien dat de dochters van de zonen van de mensen mooi zijn [omdat hun uiterlijk meer geleek op hun patriarchale voorvader]. En dat leidde ertoe dat ze daar naar eigen goeddunken vrouwen uitkozen, die slaaf werden of concubine. Zo werden beide stam­men verdorven. Dit leidde ertoe dat de Omega een misbaksel werd. De Omega staat hier symbool voor de genetisch perfecte familie van de legitieme zonen van God die wij reeds tegenkwamen in de zesde-dags-schepping, verafbeeld door de laatste van de zes stippen. Zoals het de Alfa betaamt, ontving het Gods Geest. In Jezus zou de Omega wederopgericht worden. Dankzij de Verlossing kan Gods Geest over de ver­losten wor­den uitgestort, en wel ten tweede male. En zo worden zij Gods adop­tieve kin­deren.

Het Babymeisje groeit op en is ongeveer drie jaar oud als Kaïn wordt geboren. Als Adam ziet dat Eva geboorte geeft aan wat op een voorouderlijk jong gelijkt, “wor­den zijn ogen geopend” en doorziet hij zijn fout. Nadat Kaïn is gezoogd stuurt hij Eva weg. Het was dus niet God die Adam wegzond, maar ‘meester Adam’ die Eva weg­zond.

De Vrouw en Kaïn groeien samen op onder hetzelfde ouderlijk dak. Toen de Vrouw ongeveer vijftien jaar oud was, geeft zij geboorte aan Abel die even mooi en volmaakt is als Adam en de Vrouw, zoals nadien ook al hun genetisch zuivere en directe afstammelingen, de ware zonen van God. Gedurende veel generaties wer­den die naar het beeld en gelijkenis geboren van hun voorzaat Adam. Toen was nog geen sprake van een algemene aantasting door het hybride bloed. Dit toont aan dat de erfzonde genetisch wordt doorgegeven of ‘biologisch’ [zie preek van paus Benedictus XVI van 10 dec. 2008] en dat verklaart waarom Don Guido zei dat wij geen schuld dragen voor de erfzonde, maar slechts de ‘gevolgen’ van die schuld.

Een nieuw scenario ontvouwt zich. Vooraan het huis zitten op een bank met hun rug naar de muur toe: Kaïn, 15 jaar oud; de Vrouw, 18 jaar oud – die van Seth in ver­wachting is; de Man, 33 jaar oud; en Abel, 3 jaar oud. Ze gebruiken een eenvoudig avond­maal waaronder verse eieren en appels. Kaïn brengt het fruit dat hij verzameld had en uit appels bestond, en Abel, die voor de kippen zorgt, brengt de eieren. De appels zien er goed uit, maar zijn van binnen verrot [ze waren van onder de boom ge­raapt en niet rechtstreeks van de boom zelf]. Abel bijt in zijn tweede rotte appel en gooit die minachtend naar Kaïn toe en raakt zijn hoofd. Dan gaat hij naar de boom toe om enkele goede appels te plukken. In woede ontstoken en beledigd jaagt Kaïn hem achterna. Het geschreeuw van het knaapje is duidelijk hoorbaar. Zijn vader wenkt naar zijn moeder om te gaan kijken wat er plaatsvindt, maar nadat de Vrouw enkele stappen heeft gezet, krijgt ze geboorte­weeën en valt neer op de grond. Haar man helpt onmid­delijk. Terwijl de vader bezig is met de geboorte van Seth, blijven de twee broers alleen. Als de vader later bij hen komt, vindt hij Abels dode lichaam op de grond lig­gen terwijl de voorouderlijke jonkies in ontzetting om hem heen staan. Dezen waren hem te hulp geschoten toen ze zijn geschreeuw hoorden. Adam is als versteend. Door de schok krijgt hij wit haar. Wat is er gebeurd?

Toen de voorouderlijke jonkies Abel hoorden schreeuwen, schoten ze hem te hulp. Kaïn misbruikte hem. Alhoewel ze het knaapje wilden redden, hebben ze in hun poging de twee broers van elkaar te scheiden en Abel uit Kaïns greep te bevrijden, zijn ledematen ontwricht wat tenslotte zijn dood heeft veroorzaakt. Het schouwspel is afschuwelijk. Kaïn moet zijn slachtoffer wel loslaten. De jonkies probe­ren hem te laten staan, maar hun pogingen halen niets uit omdat hij al dood is. Een vol­wassen voor­ouder, die uiteindelijk arriveert, tilt hem voorzichtig op en is net bezig hem op het veld neer te leggen als zijn vader aankomt.

Don Guido merkt op dat de genetisch zuivere voorouders [de niet-hybriden] goed waren en tam, en zich trouw opstelden tegenover de Man en zijn kinderen. Alleen Kaïn is door zijn genetische afwijkingen slecht en jaloers en niet in staat de furie van zijn instincten te bedwingen. Hij is bovendien seksueel ontaard.

Adam bedwingt zijn emoties, maar als hij alleen is maakt hij een afschuwelijk smalend gebaar naar de Heer toe alsof hij Hem toewerpt dat hij niet van zins is nog meer kinderen te maken omdat – volgens hem – God zijn legitieme zoon had moe­ten beschermen. Het kwam niet bij hem op dat hij door God buiten te sluiten hij al zijn kinderen in een moeilijk parket heeft ge­bracht. Door zijn euvele daad kon God niet tussenbeide ko­men, want altijd respecteert Hij onze vrijheid van handelen.

Seksuele afwijkingen zijn dus op genetische defecten gebaseerd. Kaïns zonde was drievoudig: het was broedermoord, homoseksualiteit en pedofilie. Als gehandicapt individu kon hij niet geheel verantwoordelijk worden gesteld. In dit geval trof zijn vader de grootste schuld – zo gaf de Heer aan – omdat hij ongehoorzaam was geweest en het enige gebod had overtreden dat Hij hem gegeven had, wat inhield dat hij met anderssoortige wezens geen generatieve betrekkingen mocht onderhouden. Genoemde verordening wordt in het begin van de Bijbel minstens twaalf keer herhaald. Het was een waarschuwing voor hem en alle zuivere zonen van God die na hem ter wereld kwa­men. Die deden echter dezelfde fout.

Het tafereel wijzigt. Don Guido ziet een aantal hybride exemplaren. Het is reeds een aantal generaties verder. Ze zijn van plan een pallisade te bouwen waartoe ze aanwij­zingen krijgen van de zuivere zonen van God. Deze hybriden kunnen spreken, iets wat hun voorouders niet konden, en ze beschikken over een zekere logica en ook hun be­wegingen zijn soepeler. Lichamelijk verschillen ze niet zoveel van hun voor­ouders be­halve dat ze iets langer zijn. Ze hebben wat we zouden kunnen aanduiden als het begin van een neus dat hun neusgaten gedeeltelijk overdekt. Toch hebben ze nog steeds die lange oren die aan de bovenkant van hun schedel uitsteken en nog steeds hebben ze die bijzonder lange armen en korte benen.

Don Guido keert zich naar de Man toe die aanvoerder is en de hybriden aan­wij­­zingen geeft, en merkt op: “Wat een ijverige dieren!” Een van de harigen hoort dat en keert zich naar Don Guido toe en zegt: “We zijn allen dieren”, waarmee hij zeggen wil dat ook Don Guido een dier is. Don Guido antwoordt: “Hij begreep wat ik zei! Hij praat als een mens!” “Ik bén een mens! We zijn allen mensen, zonen van ‘de Mens’!”

Deze woorden helpen ons in te zien dat deze harige wezens echt mensen waren en dat ook wij zonder Gods Geest slechts dieren zijn, zij het wellicht iets intelligenter dan de hybriden die Don Guido voor zich zag, want God had door de erfzonde zijn Geest van hen teruggetrokken (Gen. 6:3). Door deze zonde verloren wij onze positie als kinderen of nakomelingen van ‘de Mens’. Jezus past deze titel op zichzelf toe van­uit een houding van nederigheid en om aan te geven dat Hij onze ellendige menselijke conditie van lijden op zich genomen heeft. Daarmede stelde Hij (tijdens zijn rondgang op aarde) zijn legitieme aanspraak op de titel van ‘Zoon van God’ terzijde, een titel die het Sanhedrin juist als argument aanvoerde om Hem te kunnen kruisigen.

In de laatste openbaring uit 1974 kwamen de twee vrouwen opnieuw naar Don Guido toe: de gezegende Maagd Maria en de eerste Vrouw, terwijl ze verzen uit de vierde canon van de H. Mis zongen: “Zelfs toen hij U ongehoorzaam was en uw vriendschap verloor, leverde U hem [de mens] niet aan de macht van de dood over, maar gaf uw hulp zodat alle mensen U konden zoeken en vinden. (…) Vader, aldus hebt Gij de wereld liefgehad dat U in de volheid der tijden uw enige Zoon hebt gezon­den om onze Redder te zijn.”

Don Guido merkt hierbij op: Nu de mens vanuit de wilde staat opnieuw is geë­vo­lueerd, zijn diens psychologische en lichamelijke kenmerken goeddeels terugge­won­nen. Via een proces van menigvuldige ingrepen op genetisch niveau heeft God de mens gegenereerd. Door dit gedeel­telijk herstel van zijn capaciteiten van kennis en intel­lect, die eens tot de integrale ‘Mens’ behoorden, is hij thans in staat God te kennen en lief te hebben. En thans is hij ge­roe­pen een sprong te maken van een toestand van een op uiterlijkheden reagerende na­tuur [waar natuurlijke instincten de overhand heb­ben] naar die van een transcendente. Zo zal hij bij de ware kinderen van God horen die in geest aanbidden en als God denken, en zich dus ook op Gods wijze uiten, van Hem die liefde is. Alzo mogen zij in gemeenschap met God het eeuwig leven beërven.

***

Overdenkingen en commentaar

Hoeveel theologen hebben in de loop der eeuwen niet vergeefs naar de betekenis gezocht van de uitdrukking ‘zonen van God’! Zegde St Paulus niet in Romeinen 8:19 dat “de hele schepping reikhalzend uitziet naar de openbaring van de zonen Gods” ?

Er zijn twee dingen die hieruit naar voren springen. Ten eerste, dat de openba­ring niet eindigt met de laatste apostel omdat volgens deze woorden er nog een latere open­baring moest volgen. Dat het ten tweede de apostel Paulus zelf is die zegt dat de schep­ping op een latere openbaring wacht, wat het een stempel van gezag geeft. Deze open­baring is essentieel om de passage van Genesis 6:3 te begrijpen, die voor het lezen van de hele Bijbel een sleutel geeft. Het stelt ons ook in staat te begrijpen hoe God de mensheid volmaakt schiep [zie preek Heilige Vader, 10 dec. 2008], maar dat zich door de ongehoorzaamheid van de zonen van God, die in het spoor van Adams onge­hoor­zaamheid traden, de twee parallelle geslachten der zonen van God en die der zo­nen van de mensen [of nakomelingen van Kaïn] met elkaar vermeng­den om samen één geslacht te vormen. Dat nu omvat de gehele mensheid die wij tegenwoordig ken­nen. Het is daar­om dat de gehele mensheid in een [geestelijk] ‘ballingschap’ geraakte en verwij­derd van het rijk van God. En dat verklaart waarom de Verlossing noodzake­lijk was om op­nieuw toe­gang te krijgen.

Sommigen onder u zullen misschien tegenwerpen dat deze openbaring voor be­paalde aspecten te veel afwijkt van de Mozaïsche Genesis, met name voor wat Eva be­treft. In Don Guido’s visioenen had zij niets uitstaande met de erfzonde en zij was daar­om totaal onschuldig.

Dit gebrek aan overeenstemming zou kunnen zijn veroorzaakt door corrupties in de Mozaïsche Genesis in vroeger tijden; eerst door de Jehovist-schriftgeleerden ten tijde van koning Salomon en later door de priester-schriftgeleerden ten tijde van de Babylonische ballingschap en ook nog daarna.[3]) Enig licht schijnt hierop als wij in aan­merking nemen dat de oude mondelinge Hebreeuwse traditie nog altijd over de twee vrouwen van Adam spreekt. Het is niet moeilijk om in Eva Lilith te herkennen. Het geeft ook aan dat delen van Genesis verloren zijn geraakt, zelfs belangrijke delen, en dat sporen daarvan kunnen worden teruggevonden in een aantal schriftuurlijke uitdruk­kingen zoals ‘zonen van God’ en ‘zonen van mensen’.

Het is vooral in dit laatste decennium dat men naar aanleiding van de verschil­lende schrijfstijlen in de Mozaïsche Genesis tot de conclusie is gekomen dat er sprake is van verschillende auteurs. Maar dat waren hoogstwaarschijnlijk schriftgeleerden en priesters die bepaalde delen van Gods Woord wensten te actualiseren volgens de toen heer­sende opvattingen van hun cultuur… Hier zien wij wellicht zo’n voorbeeld van de eigendunkelijkheid van de mens. Het is in elk geval zeker dat de Mozaïsche Genesis in het begin alle fundamentele waarheden bezat, alhoewel in eenvoudige vorm, en ook dat daarin het ontstaan van de mens op overtuigender wijze uiteen werd gezet. Maar helaas is de oorspronkelijke Mozaïsche tekst niet meer voorhanden.

Toen God aan Mozes de openbaring gaf aangaande het scheppingwerk, moest Hij die aan de cultuur van zijn tijd aanpassen en elke moeilijke redenering zoals over de genetica ontwijken, die dankzij onze moderne wetenschap nu wel kan worden ver­staan. Derhalve moest God vroeg of laat opnieuw tussenbeide komen en aanvullende informatie geven over hoe het precies toeging. Wij geloven dat Hij dit door de door Hem gegeven openbaring aan Don Guido heeft gedaan, waardoor in combinatie met wetenschap­pelijke inzichten de oude metaforen nieuw licht krijgen.

Het zij benadrukt dat de aan Don Guido gegeven openbaringen niet zijn bedoeld om wat resteert van de Mozaïsche Genesis te gaan vervangen. Indien de Heer aan Don Guido deze openbaring gaf, betekent dat geen alternatief voor de Mozaïsche Genesis, maar het wordt daarin geïntegreeerd en biedt ons een sleutel om die te lezen. Het bete­kent ook dat de Mozaïsche Genesis aan rehabilitatie toe is. Er zijn tegenwoordig men­sen die tegen de Mozaïsche Genesis argumenteren. Ik denk aan de evolutionisten die volhouden dat de oorzaak en het ontstaan van de soorten, ja van het leven zelf, in de wet van het toeval moet worden gezocht en niet kan worden toegeschreven aan een God die handelend optreedt. De consequenties hiervan op theologisch gebied zijn ern­stig, omdat de hypothese dat de mens het product is van natuurlijke selectie het prin­cipe aantast dat de Mens op zeker moment in de geschiedenis absoluut volmaakt was. Daarenboven ontkent deze benadering dat de erfzonde hem ‘bio­logisch verdorf’ waar­mee de noodzaak van een Verlos­sing wordt ontzegd, zo­als paus Benedictus heel wijse­lijk in zijn prediking aangaf van 10 december 2008.

Voorts zeggen bepaalde bijbelcritici dat het verbod dat God aan Adam gaf een teken is van Zijn gebrek aan liefde want, zeggen ze, het is een fundamenteel mensen­recht te weten wat goed en kwaad is. Het is evident dat de beeldspraak in de uitdruk­king ‘boom van goed en kwaad’ moeilijk te vatten is. Het gaat hier immers om een ver­borgen betekenis. Hoe vreselijk arrogant en vooringenomen als men het recht meent te hebben zijn eigen begrip van goed en kwaad te vormen, alsof dat relatieve waarden zijn die van tijd en plaats afhangen!

Ook is het zo dat deze critici de gedachte hebben geponeerd dat Genesis een mythe is, die aan de heidense culturen en volken zou zijn ontleend, op grond van be­paalde paral­lellen met geschriften uit de Sumerische beschaving uit een periode stam­mend die aan Mozes vooraf­­ging. Ze bedenken niet dat God tot iemand anders kan heb­ben ge­sproken over hoe de mens ontstond, zelfs nog voordat Mozes op het toneel verscheen, en dat een restant van die leer, zij het verminkt, kan zijn overgebleven in de Sumerische beschaving, een be­schaving die de diepere betekenis daarvan niet inzag.

Weer andere bijbelkenners hebben zelfs het bestaan van Abraham, Izak en Jacob in twijfel getrokken tot Mozes aan toe! Ze zien niet in dat door de geloofwaardigheid van Genesis aan te tasten er over de gehele Bijbel twijfel wordt gezaaid, het Evangelie incluis. Dat laatste wordt op die wijze gedevalueerd tot nauwelijks meer dan een hand­leiding voor ethisch gedrag, waarvan diezelfde bijbelkenners menen dat deze voor onze tijd heeft afgedaan.

Vanuit geschiedkundig standpunt is het genesisverhaal niets dan pure geschiede­nis ten aanzien van de kernpunten over het onstaan van de kosmos, dat van de mens­heid en van het Hebreeuwse volk, want de fundamentele gegevens die daarin ten toon worden gespreid zijn correct. Uit hetgeen ons in het Mozaïsch veslag is toegekomen en uit de totale vertelling aan Don Guido, hebben wij in samenhang met een aanzienlijke hoe­veelheid kennis uit de he­dendaagse wetenschappelijke praktijk een veel grotere zeker­heid ver­kregen over be­paalde facetten, zoals het tijdselement en de regio waar de mens voor het eerst ver­scheen. Derhalve kan worden aangenomen dat het boek Ge­nesis in ge­schiedkundig opzicht in grote lijnen voldoet en heel wat betrouwbaarder is dan de voorhanden zijnde antropologische hand­leidingen. De bestudering van dit boek dient niet te worden be­lemmerd door allerlei vooropgezette ideeën. Ook dienen de verschil­lende disciplines rekening te houden met wat is geopenbaard en hun kennis trachten in te voegen bij wat is uitgestippeld. Concreet houdt dat in dat er een heel lange periode van degeneratie van de menselijke soort heeft plaatsgevonden, die nochtans volmaakt geschapen was, en dat daarna er een enorm lange herstelperiode volgde waarin God de zaak weer recht­trok.

Nieuwe interpretatie van creationistisch model versus natuurlijke selectie

De uitlegging van Genesis, die via Don Guido tot ons is gekomen, is niet iets waarmee een discussie kan worden begonnen ten voordele van de evolutietheorie of zijn tegenpool van het creationisme of van een of andere daartussenin liggende theorie, want alle antwoorden liggen in de verklaring opgesloten van een ‘bemiddelende schep­ping’, die sterk afwijkt van alles wat tot nog toe werd beweerd. En deze verklaring is een­vou­dig, logisch en compleet.[4])

De grote vondst van deze nieuwe kennis is de uitleg van de erfzonde die de mensheid in een involutie bracht, wat doet denken aan een val in een bodemloze put. Deze nieuwe kennis stoot alle theorieën omver die tot op heden aan onze universiteiten werden gedoceerd, en het tast de interpretaties aan van alle vondsten die men als be­langrijke mijlpalen zag. Hoe had een antropoloog kunnen weten of een ontdekking tot de invo­lutie- of de re-evolutiefase behoorde, er vanuit gaande dat de onderzochte gege­vens in slechts één richting wezen? En hoe moesten de hominide groepen worden inge­past, waarvan men altijd had verondersteld dat ze niet tot de menselijke soort behoor­den? Alle antropologische boeken dienen daarom te worden herzien.

De reden daarvan – en dit vormt een nieuwe ontdekking – is dat de Mens niet enkele miljoenen jaren geleden werd geschapen, maar enkelen tientallen miljoenen ja­ren geleden, in de laat-Eocene periode.[5]) Betekent dit dat God zich heeft vergist of dat Don Guido het verkeerd heeft verstaan? Neen! Het betekent dat de grenzen van de wetenschap zich duidelijker voor ogen stellen alsook de illusoire objectiviteit van zijn criteria en a priori opvattingen, en classificatiepogingen van vondsten die in een ver­keerd daglicht zijn geplaatst. We kunnen natuurlijk niet voorbijzien aan de effecten die de hybridisatie op de mensheid heeft gehad! Het is deze factor die alle genetische mis­vormingen en kwade neigingen van de mens heeft veroorzaakt en zijn kwetsbaar im­munologisch systeem. Op eenieder doelend zei de Heer dat wij een “koppige gene­ra­tie” zijn [de hybriden]. Deze door Hem gegeven typering is eigenlijk veel te mild.

Wie voelt niet een zekere dankbaarheid als wij ons met de Neanderhalermens vergelijken? Maar indien wij ons trachten te vergelijken met de zonen van God, met de mensen die volmaakt geschapen waren, hoe voelen wij ons dan? Waarschijnlijk voelen wij ons dan als ‘primitieve’ monsters. Na een reeks van geleide selecties op ver­schil­lend niveau, waarmee de mensheid van zijn corrupte en onherstelbare hominide takken werd gezuiverd, en na reconstructie van de oorspronkelijke menselijke karaktertrekken dankzij een continu verloop van kleine stapsgewijze aanpassingen in de genen en chro­mosomen, heeft God genadevol beschikt om tevens datgene te gaan herstellen wat wij onverbiddelijk waren kwijtgeraakt: zijn Geest. Daartoe heeft Hij zijn zoon Jezus ge­zonden. Als Jezus niet zijn Leven voor ons had gegeven door een soort ‘transfusie’ van zijn Bloed, zijn levengevend Bloed, zouden wij onherroepelijk verloren zijn geweest. Toen immers de integriteit van de mens door de hybridisatie was geschonden, kon Gods Geest niet meer bij hem wonen (cf. Gen. 6:3). Wat restte was een lichaam met een ziel [psyche], en ook die waren in verval geraakt. Dat verklaart waarom hem de mogelijkheid tot toegang van het supernatuurlijke rijk werd ontzegd.

Daartoe kwam Jezus opdat wij wederom zijn Geest konden krijgen en weer Gods kinderen konden worden genoemd, zij het door adoptie. Op deze manier bood de Heer een herkansing aan om effectief naar de Hemel uit te zien, waarbij de sacramenten ons in staat stellen het genezingsproces hier op aarde in geest en psyche voort te zetten. Hij geeft ook de gelegenheid onze intermenselijke relaties recht te trekken en na­tuurlijk de relatie tussen ons en God. Hij kwam om ons te onderrichten dat wij ons niet meer als arrogante, misdadige, egoïstische, losbandige en dwaze dieren mogen gedra­gen, maar als echte kinderen voor wie de waarden van erkenning van de Vader, onder­ling respect en hulpvaardigheid essentieel zijn. Jezus kwam ook, niet zozeer om ons van geweld, onrecht en honger te bevrijden – dat zijn situaties die de mens zelf met een dosis goede wil kan oplossen – maar om ons te bevrijden van de slavernij van de psy­chologische misvormingen van ons besmette ego, of om het eens anders te zeggen, onze ziel van de doodzonden te genezen die latent in ons wonen. Via een sacrament zegende Hij ook het huwelijk waardoor genezing kon plaatsvinden van de genetische defecten die door de erf­zonde waren ontstaan.

Niemand weet, of wil weten, wat hij in de diepste en donkerste spelonken van zijn psyche draagt, dat zo vol is van al ons lijden en verwondingen en morbide ontrege­lingen, die genetisch zijn bepaald en zich via de miljoenen voorgaande generaties heb­ben opeengestapeld. Jezus kwam om de ketens van deze brutaliteit te breken, ja, om ons als engelen te laten vliegen. Maar dat is niet alles, want lichamelijk zijn we nog al­tijd slaaf. Maar slaaf van wie? Laten we dit samen proberen te ontdekken.

Hoe het visioen in de Bijbelse context past

Wij worden in deze wereld in Adams erfgoed geboren, van hem die zich eigen­zinnig aan Gods vrij­gevigheid had vergrepen, die zich Gods erfenis had toegeëigend om heer en meester over de aarde en al zijn goederen te worden. Maar hij wilde meer. Hij wil­de ook heer en meester zijn over zijn nakomelingen. God, die zijn Woord altijd gestand doet en Adam als rentmeester over de aarde had aangesteld, kwam hem daarin tege­moet. Adam misbruikte zijn autonomie en trof God in wat Hem het meest dierbaar is: het leven zelf. Zijn illegitieme nakomelingen waren niet in Gods plan voorzien. Misschien komt nu de volgende vraag naar boven: indien God alles van tevoren weet zelfs lang voordat het plaatsvindt, waarom liet Hij begaan; waarom verhinderde Hij dat niet? Had Hij Eva’s ovule voor Adams zaad niet incompatibel kunnen maken? Of had Hij Kaïn niet steriel kunnen maken om de schade alleen tot die generatie te beperken? We weten dat God niet tussenbeide kwam omdat Hij de Mens naar zijn evenbeeld ‘vrij’ had gemaakt. Hij schiep de mens niet voor eigen voordeel, maar om hem geluk­kig te maken en spontaan liefde van hem te mogen terugontvangen. Daarom moest Hij de mens vrijlaten en de gelegenheid geven uit eigen ervaring de smartelijke gevolgen van ongehoorzaamheid te zien. Adam moest zelf inzien dat vrijheid verkeerd kan wor­den gebruikt en hij moest met pijn en moeite leren zijn vertrouwen op God te stellen, want als God gebiedt of verbiedt of iets aanraadt, doet Hij dat uitsluitend vanuit zijn liefde tot ons, en wel voor ons eigen bestwil en niet omdat Hij zijn autoriteit wil doen gelden. Adam moest daarom het lijden ondergaan dat uit verkeerde keuzes voort­komt en gaan­deweg ontdekken wat al of niet goed is.

Hetzelfde geldt ook voor ons, die de consequenties van Adams misstap in een conditie van ontbering en absolute ellende dragen, wat zijn oorzaak vindt in het verlies van al die supernatuurlijke en preternatuurlijke goederen. Het lag in Gods oorspron­ke­lijke bedoeling deze aan de mensheid te schenken. In plaats daarvan werd de lijdende mensheid onderhorig aan hem die ons tot slaaf had gemaakt; want Adam had zich ons toe­ge­ëigend. Zonder een afkoopsom zouden wij voor altijd zijn lijfeigenen zijn ge­ble­ven.

Derhalve kwam Jezus om die afkoop met zijn Leven te betalen. Nu wij Adams trots en vooringenomenheid kennen en zijn gebreken, wordt duidelijker hoe Jezus’ Lij­den en Dood betaalt wat in zijn plaats Adam aan God zou hebben moeten betalen (in­dien hij daartoe in staat was geweest). De prijs compenseert voor het feit dat Adam Gods schep­ping had ontstolen waardoor hij Hem leed had berokkend. Zijn gebrek aan ver­trouwen, zijn onge­hoorzaamheid en opstandigheid, lagen aan de wortel van het kwaad. De compensatie geldt ook voor al het kwaad dat hij de mensheid in de keten van generaties heeft toe­gebracht. Daar dienen wij ook vergeving voor te schenken. Om plaatsvervangend Adams schuld te kunnen voldoen heeft Jezus zich in grote nederig­heid van de voor­rechten ontdaan die Hem krachtens zijn godheid toekwamen. In anti­type op de zonde van trots en ongehoorzaamheid van onze voorvader is Jezus de nede­rige en gehoorzame dienaar geworden tot zelfs de dood aan het Kruis toe (Phil. 2:5-8). Hij liet toe dat Hij gegeseld werd, wel wetend dat het Adam was die daar had moeten staan. Het drama wil dat Adam ons binnen de grenzen van geselend (dus telkens terug­kerend) lijden van psychische en lichamelijke kwalen heeft gevangen. Jezus verzet zich er niet tegen met doornen te worden gekroond want Hij wil genoegdoening schenken voor Adams zelf­genoegzaamheid en trots. Die hadden Adam ertoe gebracht om zich tot heer en meester over de aarde en zijn illegitieme nageslacht uit te roepen. Met het kruisdragen draagt Jezus de totale mens­heid (want allen zijn wij kinderen van Adam). Zodoende bewijst Hij zijn intens verlangen om de mensheid naar de oorspronkelijke en vol­maakte staat terug te brengen, in oppositie op Adam die de mensheid in een staat van onafzienbare involutie had gebracht. Op het Kruis hang­end lijkt Jezus een schild te vormen alsof Hij zeggen wil: voordat de Gerechtig­heid op de mensheid toeslaat, dient de mensheid eerst via Mij te gaan.

Dientengevolge betaalde Jezus Adams volle schuld en mocht in ruil daar­voor het erfdeel opeisen dat Adam verkwanseld had. Jezus wil onze mensheid we­der­opbouwen en naar de Vader terugvoeren. Zoals we tijdens de Paaswake zingen (in het Exultet), kwam Jezus als de Verlosser om ons vrij te kopen: “Qui pro nobis aeter­no Patri Adae debitum solvit et veteris piaculi cautionem pio cruore detersit.” (Die voor ons de schuld van Adam aan de eeuwige Vader betaald heeft, en de schuld­brief van de erf­zonde heeft uitgewist met het bloed van zijn hart.) Natuurlijk verwacht Jezus onze me­dewerking en actieve inzet. De enige prijs die ieder individu moet geven is de er­ken­ning dat Hij de ware Zoon van God is en bij machte dit wonder te bewerken. Tevens moet elkeen uit eigen vrije wil bereid zijn Jezus’ onderwijzingen te volgen en ze ook in de praktijk te brengen.

Slotopmerking

De Verzoening en de beloften, zoals begrepen in het Boek Openbaring, waarin de overwinning over de erfzonde wordt getoond alsook de belofte om naar de oor­spron­kelijke en volmaakte staat terug te keren, zijn sterk gerelateerd aan de thema’s die in de eerste hoofdstukken van het boek Genesis aan bod komen. Zonder inzicht in Ge­nesis wordt het buitengewoon moeilijk om aan de wens gestalte te geven ons innerlijk beest kwijt te raken. Niet alleen dat – zonder Gods hulp is dat zelfs onmogelijk. We kunnen eenvoudig vaststellen hoe iemand die goed wil zijn dit niet uit eigen kracht kan. Hij kan goede dingen doen, maar dan toch niet die noodzakelijke innerlijke gene­zing krij­gen. In zijn diepste wezen zou hij gewoon hetzelfde blijven. Zelfs als we dat willen, kunnen wij deze metamorfose niet zelf bereiken. We kunnen dit niet zonder de midde­len die Jezus heeft aangereikt. Het eerste middel daartoe is de Heilige Eucharis­tie, hetgeen een ware en geëigende transfusie is van zijn goddelijk Lichaam en Bloed in onze menselijke zwakheid. Zijn Lichaam in ons geneest ons van onze psycho-licha­me­lijke gebreken en zijn Bloed in ons voedt het nieuw verworven leven van onze geest in de Geest. De Heilige Eucharistie bewerkt een genezing die onze zieke cellen ver­vangt met de volmaakte en heilige cellen van Jezus. Alleen Jezus, de bemiddelaar en ware Zoon van God, kan precies zoals de Vader dat wil deze nieuwe schepping tot stand brengen.

De hiermee verband houdende thema’s zijn zo uitgebreid en afwijkend van wat we tot nu toe gewend zijn, maar ze zijn ook eigentijds, wat betekent dat wie Gods werk echt wil kennen niet aan deze openbaring voorbij kan gaan. Het geeft immers de sleutel tot een beter verstaan van de profeten en vooral de Evangelieën.

Indien recente zieners en zieneressen de revue passeren zoals Maria Valtorta (1897-1961) – wiens werk “Il poema dell’Uomo-Dio” (Het Epos van de God-Mens) op dictaten van Jezus en Maria is gebaseerd – kan men in hun commentaar vaststellen dat de twee eer­ste­lingen, Adam en Eva, ‘beide’ schuld dragen, wat perfect aansluit bij de traditio­nele leer van de Kerk. De lezer zou hieruit kunnen afleiden dat Don Guido het verkeerd be­gre­pen heeft. Bij nader inzien blijkt dat Jezus onmogelijk bij Valtorta voor­uit had kun­nen lopen op hetgeen Hij tientallen jaren later aan Don Guido ging uit­leg­gen. Door de proble­men die dat dit met zich meebrengt, had Hij dat nooit zonder een omstandige uit­leg kunnen doen.

Niettemin heeft Jezus in verschillende hoofdstukken van Valtorta’s geschriften een basis voor deze openbaring gelegd door uitgebreid in te gaan op de gevolgen van de erfzonde. Bij de verschijning van de hominiden blijkt de mens zelfs lichamelijk op een dier te gaan lijken. Zo bespreekt Valtorta hoe de erfzonde de mens als het ware met het venijn van dierlijke instincten heeft geïnjecteerd – de oor­zaak van afwijkend ge­drag: gierigheid, op­standigheid, competitiezucht, wraak en onbe­dwingbare drif­ten, nei­gingen die allen in dienst staan van de zintuigen.

* * *

De integrale tekst van de openbaringen aan Don Guido is verkrijg­baar in het Itali­aans, Engels, Spaans, Russisch en Pools en Nederlands. Ze staan op de website http://www.genesibiblica.eu waar ze gratis kunnen worden gedownload. Meer vertalingen zijn in voorbereiding. De oorspronkelijke Italiaanse uitgave is ook in boekvorm ver­krijgbaar voor de prijs van € 16,00 [binnen Italië inclusief porto].

De hier voor u liggende brochure kan gratis worden gedownload bij:

https://guidobortoluzzi.wordpress.com alsook bij: www.genesibiblica.eu

Zie o.a. op SCRIBD:

Opheldering t.a.v. Oorsprong van de Mens volgens Don Guido Bortoluzzi

Renza Giacobbi

Via 1 Novembre, 1

32100 BELLUNO (Italië)


[1] Opmerking vertaler: Albino Luciano werd in 1978 paus en is de geschiedenis ingegaan als paus Johannes Paulus I. Zijn pontificaat duurde slechts 33 dagen.

[2] Opmerking vertaler: Pas in 2010 is de exacte oorzaak van de Vajontdam-catastrofe aange­toond. Inder­tijd meenden de ingenieurs via een gecontroleerde aardverschui­ving van het berg­massief achter de dam de geobser­veerde proble­­men te kunnen beheersen. Bere­kend was dat bij het weg­schui­ven van het berg­massief in het stuwmeer een vloed­golf van ma­ximaal 20 meter zou ontstaan (het water­peil stond destijds 25 meter onder de damtop). Het bleek een gigantische vloedgolf te wor­den van 200 meter boven het waterpeil, die zich naar het bewoonde dal verwoes­tend om­laag stort­te! Het falen der inge­nieurs was aan gebrekkige ken­nis te wijten, grove zelf­over­schat­ting en het be­wust negeren van signalen die op een an­der resul­taat wezen dan was berekend.

[3] Opmerking vertaler: Het gebrek aan overeenstemming kan ook zijn veroorzaakt door corrupties in de eeuwenlange mondelinge traditie, die reeds moet hebben bestaan voordat de profeet Mozes zich aan zijn schrijftaak wijdde.

[4] Opmerking vertaler: Don Guido geeft via zijn ontvangen kennis een complete verklaring binnen toen heersende stand der genetica.

[5] Opmerking vertaler: Een onafgebroken bijbelchronologie, die uitsluitend is gebaseerd op de in­terne bijbelse gegevens, komt uit op 4.000 jaar vanaf Adam tot Jezus. De juiste betekenis daar­van dient in het kader van Don Guido’s ontdekkingen nader te worden onderzocht.

Bronnen: www.scribd.com/Een-Evaluatie-van-de-Bijbelse-Ontstaansgeschiedenis-Renza-Giacobbi

www.guidobortoluzzi.wordpress.com

De Schepping is Herschepping.Hubert_Luns


De Schepping is Herschepping

door Hubert Luns

Een nieuw artikel met een uitleg van Genesis, waar via de grondtekst een uitleg gegeven wordt over het tijdsmatig aspect en de kwestie van de zogenaamde voorschepping. Er komen twee uitgebreide citaten in voor over het werk van Don Guido (pp. 5 en 6). Hier wordt op een begrijpelijke wijze getracht deze materie theologisch uit te diepen; vooral in paragrafen 5 en 7 staan enkele aansprekende passages, met name over de plaats van de Heilige Maagd Maria en over de betekenis van het lichaam.

De link is: De Schepping is Herschepping.Hubert_Luns

De oorsprong van de mens, de aarde en het heelal


Don Guido Bortoluzzi – nederlandse vertalingen

Nieuwe visie en verrassende ophelderingen over de oorsprong van de mens, de aarde en het heelal. Het betreft openbaringen van onze Heer Jezus Christus aan de priester Guido Bortoluzzi gegeven betreffende de oorsprong van Adam en Eva, en de erfzonde door Adam. Deze openbaringen zijn voor priesters en religieuzen, maar ook voor de standvastige gelovigen erg belangrijk, omdat zij ons de noodzakelijkheid van de Verlossing beter doet begrijpen.

Op de drempel van het hybride of transhumane tijdperk


Op de drempel van het ‘hybride’ of ‘transhumane’ tijdperk

Deze tekst is bewerkt met gegevens uit de geschriften van Don Guido Bortoluzzi – pastoor Geudens

(17-01-2013) Volgens Jesse Ventura, één van Amerika’s bekendste complottheoristen en presentator van de ‘Conspiracy Theory’ show, werken wetenschappers in het geheim aan de realisatie van de science fiction film ‘Planet of the Apes’. In laboratoria zouden menselijke embryo’s met die van apen worden gekruist om een toekomstige supersoldaat te ontwikkelen. Zo’n mens/dier embryo wordt ook wel een chimera genoemd.

In 2009 publiceerde het internationale persbureau Reuters een bericht over wetenschappers die een serieus debat wilden aangaan over het vermengen van menselijk DNA met dat van dieren. Britse wetenschappers willen weten of dergelijke experimenten acceptabel zijn.’

Acceptabel – niet ‘mogelijk’. Dat station is de wetenschap namelijk al gepasseerd. In het artikel stond dat Britse wetenschappers inmiddels geen enkel probleem meer hebben met het creëren van wezens die 50% menselijk en 50% dierlijk zijn. Bovendien zouden niet alle experimenten op embryonaal niveau gestopt worden.

Dat werd in 2011 bevestigd door de gezaghebbende Britse Academy of Medical Sciences (AMS). In een 148 pagina’s tellende rapport gaf de AMS toe dat de ontwikkelingen op dit gebied zó snel gaan, dat er nu al embryo’s worden gecreëerd die deels menselijk, deels dierlijk en deels kunstmatig zijn. In biomedische onderzoeken zouden dieren zelfs al duizenden keren voorzien zijn van menselijk DNA. Daarom pleitte de AMS voor een commissie die toezicht gaat houden op deze ontwikkelingen.

Dieren zwanger van mensen, en omgekeerd

Britse wetenschappers experimenteren met en/of doen volgens de AMS onderzoek naar:

* Het verbeteren van dierenhersenen door het inbrengen van menselijke cellen, waardoor dieren een soort menselijk ‘bewustzijn’ zou kunnen worden gegeven en/of mensachtige capaciteiten (zoals uitgebeeld in ‘Rise of the Planet of the Apes’);

* Het aanpassen van zowel menselijke als dierlijke eicellen en sperma, zodat een dier bijvoorbeeld zwanger kan worden van een mens – en omgekeerd, en er een baby ontstaat die half mens, half dier is;

* Genetische aanpassingen waardoor dieren bijvoorbeeld een mensenhuid en andere menselijke eigenschappen kan worden gegeven (en omgekeerd), met andere woorden: de creatie van Nephilim.

Eerste half-mens half-chimpansee al in 1998 geboren

Eén dag na de publicatie van het AMS rapport schreef de UK Mail Online dat in Britse laboratoria reeds 150 menselijke/dierlijke hybride embryo’s zijn gecreëerd. ‘Deze onthulling volgt slechts één dag nadat een comité wetenschappers waarschuwde voor een ‘Planet of the Apes’ nachtmerriescenario waarin het werk aan mens-dier creaturen te ver gaat.’

The Discovery Channel zond al in 1998 een documentaire uit waarin dr. Gordon Gallup, psycholoog aan de Universiteit van Albany (VS), in een rapport onthulde dat er aan het Yerkes Nationale Primate Research Center reeds een baby was geboren die half mens half chimpansee was en die kort daarna ‘vernietigd’ werd. Het eerste mens/dier wezen zou dus al minstens 15 jaar geleden het -weliswaar zeer korte- levenslicht hebben gezien.

‘Verbazingwekkende combinaties’ gecreëerd

In 2011 schreef professor Rabbi Michael Broyde op de website van de universiteit dat er ‘verbazingwekkende combinaties’ waren gecreëerd door de genetische eigenschappen van verschillende individuen en dieren met elkaar te mengen. Broyde stelde dat de Joodse wet dergelijke mens/mens en mens/dier vermengingen toestaat zolang het gezonde(re) en intrinsiek goedaardige kinderen zou opleveren.

De eerste bekende genetisch veranderende mensen werden ruim 10 jaar geleden geboren in het Institute for Reproductive Medicine & Science of St Barnabas in New Jersey. De eicellen van vrouwen die moeilijk zwanger konden worden kregen extra genen van een andere vrouwelijke donor. Twee baby’s bleken na geboorte inderdaad het DNA van drie mensen te hebben: twee vrouwen en een man. In 2008 herhaalden Britse wetenschappers dit experiment, en in 2012 verrichtte het Oregon Health & Sciences University (OHSU) vergelijkbaar onderzoek naar de creatie van genetisch gemanipuleerde superbaby’s.

Zuivere mens dreigt te verdwijnen

De 30 genetisch gemanipuleerde kinderen die met dit enkele voorbeeld werden gecreëerd betekenen volgens christenresearcher Tom Horn een herhaling van wat de gevallen godenzonen/dochters (kinderen van God) in de tijd van Noach deden, namelijk het vermengen van ‘ander’, dierlijk, niet-menselijk en DNA van de ontaarde kinderen van God met dat van mensen (geslachten na Kaïn). Deze kinderen gaven later hun gemanipuleerde DNA door aan hun eigen kinderen, zodat uiteindelijk ‘alle vlees’ -met uitzondering van Noach- gecorrumpeerd was en vernietigd moest worden door God.

Sommige conservatie bioethici beschouwen de nieuwste gentechnieken dan ook als extreem gevaarlijk, omdat de mensheid hierdoor in een ‘posthumaan’ tijdperk terecht kan komen waarin uiteindelijk niemand meer een ‘zuivere’ mens is. Bovendien zijn deze genetische veranderingen nooit meer terug te draaien.

‘Als u probeert te verstoren dat ik god wordt, dan is het oorlog’

Wetenschappers en ‘ethici’ zoals Oxford Universiteit professor Julian Savulescu vinden echter dat we de ‘morele plicht’ hebben om de mensheid genetisch te verbeteren. Savulescu pleit er zelfs voor om in de toekomst embryo’s die dergelijke genetische verbeteringen niet hebben verplicht te aborteren.

Dr. Richard Seed, natuurkundige in Chicago, ging nog een stap verder: ‘Wij zullen goden worden, punt uit. Als u dat niet bevalt, ga dan weg. U hoeft niet bij te dragen, niet mee te doen, maar als u probeert te verstoren dat ik een god wordt, dan krijgt u problemen. Dan wordt het oorlog.’

Slaven van toekomstige supermensen

Seed en Savulescu zijn niet de enige professoren die er zo over denken. Dr. Gregory Stock, een gerespecteerde voorstander van deze nieuwe technologieën, vindt dat we niet enkel de morele verplichting hebben om de mens te ‘verbeteren’, maar dat het zelfs onvermijdelijk is geworden. ‘We hebben miljarden uitgegeven om onze biologie te ontleden, in de hoop op het verbeteren van ons leven. We zullen hier dus niet mee stoppen.’ Elders geeft Stock echter toe dat de kans bestaat dat genetisch gemanipuleerde ‘supermensen’ ons ‘gewone mensen’ dreigen te domineren en ons mogelijk zelfs tot hun slaven zullen maken.

Adolf Hitler liet Joseph Mengele de meest gruwelijke experimenten op mensen uitvoeren bij zijn streven naar een superras. Dat mislukte echter omdat het hem ontbrak aan de genetische- en biotechnologieën die anno 2012 realiteit zijn geworden – deze keer in legale wetenschappelijke laboratoria. Prenatale diagnose, het screenen van de genen van foetussen, en ‘designer’ kinderen zijn dan ook slechts een eerste voorproefje van wat er komen gaat.

‘Slangachtige’ eigenschappen

De eerder genoemde AMS waarschuwde vorig jaar in een samen met de British Academy, de Royal Academy of Engineering en de Royal Society uitgevoerde studie voor de ‘alarmerende trend’ in de wetenschap om de mens zowel lichamelijk als cognitief aan te passen en te ‘verbeteren’, waardoor we op de drempel van het ‘hybride tijdperk’ staan. Een nieuw soort mens is op komst, één die volgens de studie ‘slangachtige’ kwaliteiten gegeven kan worden:

‘Deelnemers discussieerden over hoe deze technieken in de toekomst kunnen helpen het gezichtsvermogen van de mens uit te breiden met aanvullende golflengten. Voorbeelden bij dieren zijn bijvoorbeeld slangen die infrarode golflengten kunnen waarnemen. Dit vormt mogelijk een bron bij onderzoek om dit toe te passen bij mensen. Potentiële toepassingen zijn te bedenken in het leger, maar ook in andere beroepen zoals nachtwachten, veiligheidsinspecteurs, jachtopzieners, etc., inclusief de mogelijkheid van verbeterd gezichtsvermogen bij nacht.’

De ‘Borg’: alle individualiteit uitgebannen

De melding van ‘fysieke en digitale verbeteringen zoals cybernetische implantaten en geavanceerde interfacetechnologieën met machines’ doet angstvallig veel denken aan de ‘Borg’, een in diverse Star Trek series en films voorkomend ras waarin mensen en andere wezens zijn ‘verbeterd’ en samengevoegd met machines (Cyborgs). Een ander belangrijk kenmerk van deze ‘Borg’ is dat hun hersenen gedwongen zijn ingeplugd in een alomvattend systeem waarin zij elkaars gedachten horen, zodat ieder spoortje individualiteit is verdwenen en iedere ‘afwijking’ onmiddellijk wordt ‘gecorrigeerd’.

Het ‘hybride’ of ‘transhumane’ tijdperk van de ‘verbeterde mens’ lijkt dan ook definitief aangebroken. De Amerikaanse overheid subsidieert reeds onderzoek naar het aanpassen van wetten en het opstellen van nieuwe regels en standaarden voor het ‘verbeteren’ van ‘normale’ mensen, zodat het land klaar is voor wat door sommigen de ‘volgende fase in de menselijke evolutie’ wordt genoemd.

‘Menselijke natuur op operatietafel’

Leon Kass, voormalig voorzitter van de Amerikaanse presidentiële Raad voor Bio-ethiek, vatte in het voorwoord van zijn boek ‘Life, Liberty and the Defense of Dignity: The Challenges of Bioethics’ deze ontwikkelingen treffend samen:

‘De menselijke natuur zelf ligt op de operatietafel, klaar om veranderd te worden, voor eugenetische en psychische ‘verbeteringen’, voor een compleet herontwerp. In toonaangevende laboratoria vergaren academische, industriële en nieuwe scheppers hun macht en slijpen stilletjes hun vaardigheden, terwijl hun evangelisten (transhumanisten) het publiek vol overtuiging een posthumane toekomst voorhouden. De tijd is rijp dat iedereen die iets geeft om het in stand houden van onze menselijkheid hier aandacht aan besteed.’

Vgl bron: http://xandernieuws.punt.nl/Exo-Vaticana-4

When Faith and Science tell the same story


Biblical Genesis and Creation

When Faith and Science tell the same story!

Dr. F. S. Martelli

A priest from the Belluno area of N.E. Italy, Fr. Guido Bortoluzzi, who died in 1991, received from the Lord a series of revelations on the origin of man and the creation of the universe that give light to the darkest and most controversial parts of Genesis thereby opening up for mankind of the third millennium the way of Truth, which alone can make us free.

Without going into the details of the revelations received by Fr. Guido, whose book I vividly recommend to all who thirst for authentic knowledge, I recall briefly that the approach described in this paper is that the progenitor of the human race, “Adam”, generated two lineages, a pure and legitimate one with the woman that God had placed at his side as companion, and a second illegitimate one which was the result of hybridization with a female of an inferior, yet nonetheless compatible species, which goes by the name ‘serpent’ in Genesis 3:15: “I will put enmity between you (female of the inferior species) serpent (a type of epithet given to this female, Eve, which in the antique semitic languages means serpent), and the Woman (legitimate wife); between your offspring and Her offspring.”

From this hybridization and the consequent development of two distinct and diverse genealogical branches – and their interbreeding, comes the human species as we know it, tainted by physical and mental defects, and bearing a large number of sicknesses resulting from imbalances that were introduced into the Genome.

It was the first catastrophic experiment in genetic manipulation in all of human history; the signs of which are still visible for all to see. One only need look to see! Hybridization is therefore the mysterious “Original Sin”, the consequences of which are transmitted by biological mechanisms (as confirmed in a recent series of reflections by Benedict XVI on the 3rd, 8th and 10th December 2008), and in man who has been carrying the burden for millions of years, though without responsibility.

>>> PDF Bestand: 

6 Video’s Don Guido Bortoluzzi


VIDEO’S BETREFFENDE DON GUIDO BORTOLUZZI:

http://en.gloria.tv/?media=356154

http://en.gloria.tv/?media=10267

http://en.gloria.tv/?media=47378

http://en.gloria.tv/?media=346586

http://en.gloria.tv/?media=11462

http://en.gloria.tv/?media=205971

DEZE WETENSCHAPPELIJKE STUDIE TOONT AAN DAT EVOLUTIE ONMOGELIJK MOET ZIJN:

Video “No Evolution”: http://en.gloria.tv/?media=262759

MIJN BIJDRAGE TOT BEMOEDIGING VAN DE GELOVIGE EN DENKENDE MENS:

http://en.gloria.tv/?user=71974

Wie is Don Guido Bortoluzzi


Don Guido Bortoluzzi werd geboren in 1907en stierf in 1991 in de provincie Belluno in Italië. Tussen 1968 en 1974 ontving hij van Onze Heer 8 openbaringen over het ontstaan van de mens en van de aarde. De totale afwezigheid van kwaadaardigheid in Don Guido Bortoluzzi, liet hem toe episodes bij te wonen die anderen in verlegenheid zouden gebracht hebben, omdat wat hij zag door zijn onbevangen ogen, gewoonweg realistisch leek en zonder morbide schaduw. Zijn innerlijke houding, liet Onze Heer toe thema’s te behandelen zonder verzwijgingen noch woordveranderingen.

Zoals in andere verschijningen in La Salette, Lourdes of Fatima, koos Onze Heer voor Zijn getuigenis, een zuivere ziel die zonder vooroordelen openstaat voor de liefde van God. Door het contrast tussen de eenvoud van het ‘medium’ en de grootsheid van de boodschap is het evident dat de oorsprong van de inhoud niet minder dan van God komt. Onze Heer heeft geen theoloog of wetenschapper gekozen, omdat – zoals het Evangelie zegt – het niet mogelijk is oude zakken voor nieuwe wijn te gebruiken (dit wil zeggen, mensen reeds voldaan in hun kennis en onwrikbaar in hun theorieën) zonder dat ze beiden verloren gaan.

1907 op 7 oktober de geboorte op het feest van O.L.Vr. van de Rozenkrans;
1907-1920 kinderjaren en jeugd;
1920-1932 zijn studies aan het seminarie;
1932-1934 kapelaan te Fusine (Belluno);
1934-1945 pastoor te Dont (Belluno);

PDF & DOC downloads: 

(1) Genesibiblica.Eu/Schepping : Nederlands

(2) http://Genesis.html : Duits (deel 1) & Temponuovo.Net : Duits (deel 2)

(3) http://Genesi-ing.pdf : Engels

Video’s: Gnesibiblica.Eu/Index (naar beneden scrollen); Gloria.Tv/videoGenesibiblica.Eu/ted

Bron: “Genesi – Renza Giacobbi”, Nederlandse vertaling; De Schepping (het boek Genesis, 1-6) Guido Bortoluzzi, D’hooge O., Rinkhout 225, B 9240 Zele, blz. 56-57. ;

Ophelderingen betreffende de oorsprong van de Mens – Hubert Luns


De Schepping, boek Genesis, ophelderingen betreffende de oorsprong van de Mens – uit de geschriften van don Guido Bortoluzzi

Door Hubert Luns

Onder redactie van Renza Giacobbi – Terza Edizione # 2007 – zie: www.genesibiblica.eu, waar de Engelse vertaling kan worden gedownload.

Met don Guido vangt een nieuwe tijdperk aan in de betrekking van de mensheid tot God, waarin God bovenal gekend wil worden om niet alleen met de bewuste intentie van het hart te worden bemind, maar ook met de volledige instemming van het verstand. (…) In januari 1932, tijdens de geestelijke oefeningen voor hen die priester wilden worden, besloot monseigneur Gaetano Massi, de geestelijk leider van het seminarie, zijn uiteenzetting met de volgende woorden, terwijl zijn blik strak gericht bleef op de seminarist Guido: “En indien de Heer zich verwaardigt iemand van u het mysterie van de erfzonde te openbaren, wees Hem dan dankbaar, want alleen door middel van de kennis van de ware natuur van de erfzonde kan het mysterie van het verlossingsplan worden verstaan.” Het besef van zijn zending rijpte door dit soort ervaringen langzaam in Guidos hart, in een houding van terughoudendheid, bescheidenheid en nederigheid, met een hart vol verwachting en dankbare overgave, in de serene gemoedstoestand van de aanvaarding van Gods Wil.  [ Uit hoofdstuk: “Het leven van don Guido” ]

Ook: http://www.scribd.com/fullscreen/76950089?access_key=key-sch4mm8g1puygulqdcx

Naar de geschriften van Pastoor Guido Bortoluzzi


De geschriften van Pastoor Don Guido Bortoluzzi – Openbaringen over het Bijbelse Boek Genesis; de schepping en de oorsprong van de mens.

z

Nieuwe visie en verrassende ophelderingen over de oorsprong van de mens, de aarde en het heelal. Het betreft openbaringen van onze Heer Jezus Christus aan de priester Guido Bortoluzzi gegeven betreffende de oorsprong van Adam en Eva, en de erfzonde door Adam. Deze openbaringen zijn voor priesters en religieuzen, maar ook voor de standvastige gelovigen erg belangrijk, omdat zij ons de noodzakelijkheid van de Verlossing beter doet begrijpen.

Pastoor Guido Bortoluzzi

Don (= pastoor) Guido Bortoluzzi werd in 1907 geboren te Farra d’Alpago in de provincie Belluno, hetzelfde jaar waarin Lucia van Fatima werd geboren. De 13 oktober 1917 woonde hij in de geest de verschijning bij van de Heilige Maagd aan de drie herders en zag hij het zonnewonder. In 1922 werd hem in het seminarie voorspeld door de heilige Johannes Calabria, dat hij op gevorderde leeftijd een zeer belangrijk boek zou schrijven over de Genesis. Door pater Matheus Crawley werd hem in 1928 aangekondigd dat hij een openbaring zou ontvangen over de duistere punten van de Genesis. Ook zei Pater Crawley aan zijn studiegenoot Albino Luciani, dat hij zou worden verheven tot de hoogste graad van de kerkelijke hiërarchie (de latere paus Johannes-Paulus I). Enkele jaren later deelde Theresia Neumann hem mee dat God grote plannen van barmhartigheid met hem had, zij voorzag dat de Heer hem zou spreken over voor de gehele mensheid zeer belangrijke zaken, en beval hem aan om alles op te schrijven. In 1945 zag hij in een visioen de overstromingsramp met de Vajont tot in de kleinste details, 18 jaar voor het gebeurde, dus ook nog voordat de dijk werd ontworpen. Hij waarschuwde de burgemeester, maar werd niet ernstig genomen. Toen hij op 65 jarige leeftijd ervan overtuigd was dat de profetieën over hem niet zouden worden bewaarheid, omdat hij zich onwaardig voelde, toonde de Heer hem in absoluut wakende toestand de schepping van het heelal, de aarde, de Man en de Vrouw. Hij zag hoe onze voorvaderen geschapen werden in staat van volmaaktheid en hoe de erfzonde de neergang heeft veroorzaakt van de volgende generaties, zozeer dat ze verbasterde afstammelingen werden met kenmerken van mensapen. Alleen de herhaalde tussenkomsten van de Heer brachten de menselijke soort tot haar her- ontwikkeling, tot ze weer in staat waren, om Zijn Woord (de Messias) en de Verlossing te verwelkomen.

Inleiding door pater Serafino Dal Pont Missionaris van de Consolata

De openbaring over de oorsprong van het heelal en de vaderlijke en moederlijke oorsprong van de mens, verleend aan het door beproevingen getekende leven van don Guido Bortoluzzi, en opgetekend in dit boek, is een bemoedigend voorbeeld van de nabijheid van de ‘Levende God’ bij Zijn schepsel, bij de mens van onze tijd, die bijzondere behoefte heeft aan duidelijkheid en hulp, na in de steek gelaten te zijn door een wetenschap vol tegenspraak en door een zwak en verdeeld geloof. Vele bladzijden van de Heilige Schrift alsook de onnauwkeurigheden in de interpretatie van die bladzijden zijn duister gebleven. Daarom is de Heer aan het hevige pastorale verlangen tegemoet gekomen van een oprecht en nederige priester, die de boodschap van het Goddelijk Woord grondig wilde begrijpen. De ware theologen zijn de mystici en de heiligen, zij staan in verbinding met de ‘Levende God’ en treden in gemeenschap met het bovennatuurlijke, en stellen hun vertrouwen niet zozeer in zichzelf maar in God. Wie de gave en de vrijheid van geest heeft zich open te stellen voor deze nieuwe goddelijke gunst, zal tenslotte de tragedie begrijpen die heeft plaatsgehad aan het begin van de mensheid. Een tragedie die ons vanaf het begin heeft verwijderd van het beeld en de gelijkenis met God. Dit alles, zoals de Schrift steeds heeft geleerd door vrije keuze, door het wantrouwen en de opstand van de vader van alle mensen Adam tegenover God. De lezer zal zodoende beter de noodzaak begrijpen dat de gehele mensheid tot in de wortels zal moeten genezen, door het zuiverende Bloed dat vergoten is door de Nieuwe Adam, Christus, voor alle mensen zowel op fysiek, emotioneel, intellectueel, als op geestelijk vlak. Dan pas zal God werkelijk verheerlijkt kunnen worden en zal de Aarde de ware vrede vinden.

Onderwerpen in het boek ‘De Schepping (Genesis, 1-6) – Guido Bortoluzzi’ (Oorspronkelijke titel: Genesi Biblica, door Renza Giacobbi. Nederlandse uitgave: Omer D’hooge, Zele, 2003.)

1. Het visioen van Adam in zijn leefmilieu; de boom van het Leven en de wilde boom; de geboorte van de eerste Vrouw.

2. De schepping van het heelal: het ontstaan van het zonnestelsel; vorming van de aarde.

3. Eerste uitbarsting: ontstaan van de maan; verschijnen van plantaardig en dierlijk leven.

4. Tweede uitbarsting: heel de schepping ‘met het oog op de mens’.

5. De Stamvader van de mensheid; God zag dat het zeer goed was; de wieg van de mensheid: het waar en wanneer; de ‘duivel’ van de begeerte en van de zinnelijkheid; de oorzaak van de verleiding; de erfzonde; de Mens tegen God.

6. De effecten van de verdorvenheid van de soort: de eerste exemplaren; de verbastering van de volmaakt geschapen menselijke soort; alleen Abel en Set, en niet Kaïn, werden voortgebracht ‘naar het beeld en de gelijkenis van God’.

7. De eerste familie verenigd bij de laatste maaltijd van Abel; het voorwendsel dat de moord op Abel veroorzaakte; de dood van Abel; de dader van de eerste moord; de eerste familie is in de rouw; het Kaïnsteken; de erfenis van Kaïn: seksuele afwijkingen spruiten voort uit genetische ontaarding.

8. Pas met de geboorte van Enos begon men met het aanroepen van de Naam van de Heer.

Samenvattend Schema

Om de ontwikkeling in de kennis van don Guido beter te begrijpen, is het misschien goed een samenvattend overzicht te maken van alle ontvangen openbaringen.

* I openbaring, ontvangen in 1968 (in de vorm van innerlijke inspraak): leert dat het enige menselijke kenmerk van Kaïn, het menselijk woord is. Daardoor krijgt don Guido de zekerheid dat de mens volmaakt geschapen is zoals geschreven in het boek Genesis. Indien Kaïn er niet uitziet als een mens, dan moet er stroomopwaarts een probleem van genetische verbastering geweest zijn.

* II openbaring, ontvangen in het jaar 1970 (I profetische droom): leert dat de erfzonde alleen door de Man (Adam) begaan is.

* III openbaring, ontvangen in 1970 (II profetische droom): met de dood van Abel en met de erfzonde door Adam heeft het geweld en de seksuele ontsporing in de mens zijn intrede gedaan. Hij begrijpt alsnog niet dat het slachtoffer Abel was en denkt dat het slachtoffer, gezien zijn jonge leeftijd, een afstammeling is van Set.

* IV openbaring, ontvangen in 1970 (III profetische droom): hij ziet de eerste geslachten van bastaarden, de mensen van de prehistorie die op de mensapen gelijken.

* V openbaring, ontvangen in 1972 (het grote visioen): hij ziet het ontstaan van het Heelal, de Aarde, de Maan en van de eerste Vrouw. Tenslotte wordt hem door de Heer gezegd dat het voorloper wijfje dat het Meisje ter wereld gebracht heeft Eva is, en er wordt hem op gewezen dat zij dezelfde hoofdpersoon is van de erfzonde. De Heer zegt hem ook dat Eva de verbindingsschakel is tussen de twee soorten, de moeder van de eerste twee personen van het Menselijk Geslacht.

* VI openbaring, ontvangen in 1974 (IV profetische droom): hij woont de laatste maaltijd van Abel bij, en begrijpt de ware identiteit van Kaïn en Abel.

* VII openbaring, ontvangen in 1974 (V profetische droom): het is de openbaring waarmee de Heer hem verklaart dat de Man onrechtstreeks verantwoordelijk is voor de moord op Abel, door tegen de wil van God in, Kaïn verwekt te hebben. De Heer bevestigt hem bovendien dat de droom van de erfzonde authentiek is en dat bijgevolg de Vrouw volkomen vreemd was aan die zonde, omdat zij op dat ogenblik pas een paar jaar oud was. Hij begrijpt bovendien de opstand van de Man (Adam) tegen God en zijn gebrek aan berouw.

* VIII openbaring, ontvangen in 1974, (in de vorm van innerlijke inspraak): waarin hij de ware Liefde van God begrijpt en zijn barmhartig Verlossingsplan voor de verbasterde mens.

Kern van de boodschap

“De theologie leert dat God die alles ‘goed’ maakt, het eerste menselijke paar ‘zeer goed’ maakte, en dat niet volgens de manier van een dierlijke staat waaruit het in de loop van duizenden jaren en ten koste van onnoemelijk lijden zou zijn geëvolueerd. De ‘Mens’ (Adam) kon dus niet de vrucht zijn van een evolutie, want in dat geval zou de mensheid in haar oorspronkelijke staat niet iets ‘zeer goeds’ zijn geweest. Het is duidelijk dat als de door God geschapen ‘Mens’ een volmaakt wezen was, terwijl anderzijds de archeologische ontdekkingen tonen dat de mens van de prehistorie een onvolmaakt wezen was, het de erfzonde is geweest die hem in al zijn aspecten heeft ontaard tot zelfs het aannemen van de uiterlijke kenmerken van mensachtigen (zoals Kaïn door don Guido werd gezien). Indien de ‘Mens’ in lichaam en ziel verdorven raakte, dus niet alleen in de geest, is het logisch dat de erfzonde een zonde is geweest van kruisbevruchting, wat te wijten valt aan een (bepaalde verboden) gemeenschap buiten de (Adamitische) soort”. (Hubert Luns, Opheldering t.a.v. Oorsprong van de Mens volgens Don Guido Bortoluzzi, 3e Ed, http://www.scribd.com/doc/76950089/Opheldering-t-a-v-Oorsprong-van-de-Mens-volgens-Don-Guido-Bortoluzzi-3eEd , blz. 5).

Wetenschappelijke verantwoording

Ophelderingen bij de duistere gedeelten van de Genesis

Deze openbaring heeft tot doel de duistere plaatsen van de Genesis op te helderen met wetenschappelijke argumenten die toegankelijk zijn voor allen. De Heer eist voor Zich elke scheppingsdaad op en legt ons de modaliteiten uit waarmee Hij rechtstreeks tussengekomen is, hetzij bij de schepping van de Mens, hetzij voor gelijk welke andere soort.

Samengevat zegt God dat elke schepping van een nieuwe soort altijd vertrokken is van een kiem en dat er nooit een plant of dier geschapen is in een fase van ontwikkeling of als bij toverslag. Dit beginsel van elke schepping is zowel geldig voor het heelal als voor het leven.

Hij legt ons niet uit hoe Hij het leven geschapen heeft bij zijn ontstaan, maar door te tonen hoe Hij handelde om de eerste Man en de eerste Vrouw te scheppen, suggereert Hij om dit beginsel uit te breiden tot de schepping van alle andere soorten.

Ook de eerste Man en de eerste Vrouw werden niet geschapen als volwassenen zoals de fundamentalistische creationisten zouden willen doen geloven, noch in een staat van evolutie zoals de evolutionisten beweren, maar ze werden geschapen in hun eerste kiem met absolute volmaaktheid.

Waar had dat embryonale leven zich beter kunnen ontwikkelen tenzij in de schoot van een wijfje dat reeds behoorde tot een bestaande soort? Voor dit doel bediende de Heer zich als middel, voor de schepping van de Man en de Vrouw, van een wijfje van een nu uitgestorven soort.

Daarom werd deze handelwijze middellijke schepping genoemd. God heeft als middel of onderbouw datgene gebruikt dat reeds geschapen was. Deze regel werd reeds eerder gebruikt voor de schepping van gelijk welke andere nieuwe soort. Het enige maar uiterst belangrijke verschil was, dat in de schepping van de Man en de Vrouw, God vanaf het eerste ogenblik van hun ontvangenis, een nieuw element toevoegde, Zijn Geest, zodat het Zijn geestelijke Kinderen werden.

Bijgevolg de Mens komt voort maar stamt niet af van de onmiddellijke lagere soort. In alles en voor alles is hij een nieuw schepsel, daar er nooit een gen van de lagere soort naar de hogere doorgegeven werd. Alleen het voedsel werd doorgegeven. (Dit neemt niet weg dat wellicht om afstotingsproblemen te vermijden, beide soorten geschapen werden met talrijke gelijke genen). De Heer zegt bovendien dat Hij voor elke soort een enkel stampaar schiep, mannetje en wijfje, beiden met de kenmerken van een bepaalde soort. Het was de overweldigende hoeveelheid soorten in stijgende ontwikkeling en met een steeds grotere volmaaktheid, die de evolutionisten in dwaling bracht, zodat zij er uit besloten dat er een spontaan evolutieproces bezig was.

De Heer laat zien hoe de menselijke soort, die volmaakt geschapen was, bezoedeld werd door een daad van verbastering, die begaan werd vanaf het eerste geslacht met de soort waaruit hij voortgekomen was. Een verbastering die de daaropvolgende geslachten benadeelde.

Hubert Luns: “Een opmerkelijk geval van verbastering van de soort wordt in Genesis 6 aangeroerd, waar het aan de genealogische levensboom, die van de “kinderen van God”, verboden was kennis te hebben, dat wil zeggen een vrucht voortbrengende gemeenschap, met (de nakomelingen van) de wilde genealogische boom. In dat hoofdstuk is sprake van de (voortzettende) noodlottige vereniging – waardoor beide soorten (steeds verder) verdorven raakten tussen “de kinderen van God” en “de dochters van de mensen”, ofwel de volmaakte mensen en de dochters van de hybriden of bastaards”. (Hubert Luns, idem, blz. 5) (zie ook voetnoot *1)

In deze ongehoorzaamheid, die naar waarheid een zonde was van uiterste aanmatiging en zelfgenoegzaamheid, bestaat de erfzonde.

De menselijke soort stortte zich daardoor in een afgrond, met een teruggang naar ziel en lichaam, waardoor ze de vereisten verloor eigen aan haar zuivere en volmaakte soort. De verbasterde mensen verloren ook de Geest van God want God kon niet wonen in dierlijke wezens.

Nadat de meest compromitterende franjes weggeveegd waren door meerdere selecties, begon de Heer aan zijn werk van herstel door middel van een her-evolutie van de verbasterde soort, waartoe heel het hedendaagse menselijke geslacht behoort. De archeologische vondsten zijn dus niet het bewijs van de evolutie van de menselijke soort, maar wel van zijn verval en van zijn her-evolutie. Dit herstelwerk is nog steeds bezig. Wanneer de her-evolutie van de mensheid een zekere hoogte bereikt had, met een voldoende capaciteit om te verstaan en te willen in de volheid van de tijden, zond God Zijn Zoon Jezus opdat Hij Zijn Geest zou teruggeven aan alle zachtmoedigen en rechtvaardigen op aarde, opdat zij door Zijn gehoorzaamheid en bemiddeling, opnieuw zouden kunnen toegelaten worden tot het geestelijke erfgoed, en dat de poorten van het eeuwige geluk voor hen zouden kunnen geopend worden. Deze openbaring is buitengewoon eenvoudig en logisch, zoals alles wat van God komt.

Bedenkingen bij het Mozaïsche Boek Genesis

Hoe kan men nu deze openbaring in overeenstemming brengen met het mozaïsche Boek Genesis? Om te beginnen moeten we enkele historische feiten in beschouwing nemen betreffende het Woord dat Mozes ontving. Wanneer God aan Mozes de oorsprong van het heelal en de schepping van de Mens openbaarde, had het joodse volk nog geen eigen schrift. We moeten opklimmen tot voor de tijd van de Koningen om de sporen te vinden van de eerste Hebreeuwse documenten. Dit betekent dat er tussen de twee gebeurtenissen eeuwen verlopen zijn, hetzij men Mozes wil dateren rond 1250 voor Chr., zoals de traditie wil, en nog meer als men dateert rond 1700 voor Chr., zoals de meer recente geschiedschrijvers beweren. Deze tijdspanne omwille van de grote omvang van de vijf Boeken van de Pentateuch, vormt een ware uitdaging voor gelijk welke mondelinge overlevering. We moeten er ook rekening mee houden dat de oude Hebreeuwse taal zeer levendig van aard was. Ze gebruikte gaarne zinnebeelden, woordspelingen, uitdrukkingen die geheel eigen waren aan die taal, symbolen, kinderachtige beelden die nochtans een diepe betekenis hadden. De Hebreeuwse taal werd gebruikt door een verstandig volk dat wist te spelen met de uitdrukkingen om plaats te laten voor de intuïtie.

Daarbij weten wij ook dat gelijk welke taal een voortdurende verandering ondergaat en in het bijzonder als die taal nog niet verankerd is aan een schrift. Een mondelinge overlevering is het onderwerp van culturele, historische en eigen inmengingen, die met de tijd aan een bepaalde uitdrukking een verkleuring kunnen geven die zich verwijderd van de oorspronkelijke betekenis. Het volstaat dat een woord met een heel juiste betekenis beetje per beetje een gewijzigde nuance aanneemt, om synoniem te worden van een ander woord dat, min of meer, dezelfde betekenis heeft. Woorden zoals wijfje, vrouw en echtgenote kunnen oneigenlijk gebruikt zijn en grote verwarring teweeg gebracht hebben die de zin van de tekst vermomd heeft. Dit is waarschijnlijk voorgevallen voor dat de geschreven taal bestond. Deze goed onderscheiden maar gelijkaardige woorden werden gebruikt als synoniemen en bewerkten daardoor onopgemerkt de overlapping van twee onderscheiden vrouwelijke figuren. Zulke feiten hebben verwarring gebracht in de Bijbelse teksten.

Aangezien God waakt over zijn Woord kunnen wij veronderstellen dat Hij met deze openbaring opnieuw aan het licht wil brengen wat reeds vanaf de verst verwijderde tijden dubbelzinnig overgeleverd werd. We mogen ook veronderstellen: als Hij niet eerder tussengekomen is, is dit omdat Hij wilde wachten tot de wetenschap in staat zou zijn de modaliteiten van Zijn Schepping en de werkelijke gevolgen van de erfzonde te begrijpen.

Als van de ene kant de Bijbel ons spreekt over de schepping zonder ons te zeggen hoe die schepping gebeurde, en als van de andere kant de moderne wetenschap nog niet in staat is te begrijpen hoe God geschapen heeft, dan komt deze openbaring uiterst goed van pas. Ze is van onmetelijk belang voor de wetenschap en voor de godgeleerdheid. De wetenschap is reeds enkele jaren begonnen aan een strenge kritiek van het evolutionisme en trekt daarbij de causaliteitsbeginselen in twijfel die de kracht waren van die theorie en die zoveel terrein ontnomen hebben aan het geloof in een God Schepper.

Er dient opgemerkt te worden dat deze openbaring veel minder verschilt van de mozaïsche Genesis dan het de schijn heeft, zijn fundamentele kern wordt volkomen geëerbiedigd zoals de onmiddellijke tussenkomst van God in elke scheppingsdaad, de volmaaktheid van de oorspronkelijke mens en zijn verwaande ongehoorzaamheid die het evenwicht in de schepping verstoord heeft.

Er dient ook gezegd wat op het eerste zicht nieuw lijkt, en onverzoenbaar is met de mozaïsche tekst, zoals het gebrek aan onderscheid tussen de eerste Vrouw en Eva, de echte hoofdrol samen met de Man in de erfzonde, dat dit in feite uitgelegd wordt door de hypothese dat er zich bij het opstellen van de Genesis een verwarring voorgedaan heeft, waarover we het reeds gehad hebben en waarvoor we boven de motieven aangegeven hebben. En het is vanzelfsprekend dat, wanneer een zaak niet begrepen word, eindigt ze met weggelaten en vergeten te worden. Een ander voorbeeld van iets dat weggelaten werd, is het ontbreken van enige uitleg bij de uitdrukking die het onderscheid bevestigt, zonder het op te helderen, tussen de Kinderen van God en de kinderen van de mensen (Gen. 6,2-4). Dit bewijst dat er nog andere leemten aanwezig zijn in de mozaïsche tekst die tot ons gekomen is, en deze leemten hebben hun sporen nagelaten zoals in dit geval.

Dit is de ware reden voor de onbegrijpelijkheid van enkele passages uit de Genesis, want ‘wij lezen alleen datgene dat overgebleven is’ van de ware openbaring die aan Mozes gegeven werd. Dit zou ook verklaren waarom de mozaïsche Genesis in het Koptisch, die ook christen is, veel passages heeft die verschillen van de huidige Hebreeuwse tekst en van de officiële Italiaanse tekst.

Historische wijzigingen van de mozaïsche Genesis

Bij de studie van de Pentateuch, die de Genesis, de Exodus, Leviticus, Numeri en Deuteronomium omvat, in het licht van de moderne criteria, wordt rekening gehouden met de verscheidenheid in de uitdrukkingswijze, de stijl en bepaalde gevoeligheden in zekere stukken en zelfs in verschillende verzen. Daardoor zijn enkele bijbelgeleerden tot het twijfelachtige besluit gekomen dat de Pentateuch het werk zou zijn van verschillende schrijvers, of scholen, die zich in de tijd zouden opgevolgd en zich tevens met elkaar verwikkeld zouden hebben. Volgens hen zouden de belangrijkste schrijvers tenminste vier in getal zijn: de yahwistische auteur, de eloïstische auteur, de deuteronomistische auteur en de priesterlijke auteur. Deze bijbelgeleerden houden er echter geen rekening mee dat, zoals de Hebreeuwse leer en de christelijke overlevering voorhoudt, de gehele Pentateuch het werk is van Mozes. Maar aangezien er werkelijk verschillen bestaan in de stijl, kan men de hypothese opperen dat deze te wijten zouden zijn aan opeenvolgende tussenkomsten in de loop van de eeuwen, waarbij de tekst omgewerkt werd met het oog op de aanpassing van de mozaïsche tekst aan steeds nieuwe culturele eisen en aan een ander spraakgebruik.

Deze revisoren om het zo uit te drukken, zouden meestal gehandeld hebben als opknappers, die het originele hebben doen verdwijnen, maar daarbij herhaaldelijk een spoor van hun tussenkomst nagelaten hebben. Dit zou uitleggen hoe er in de eerste hoofdstukken van de Genesis twee verhalen zijn van de schepping en twee van de zondvloed.

Het eerste document van de Heilige Schrift in archaïsch Hebreeuws is een klein fragment dat dateert van een eeuw voor de komst van de Koningen en handelt over de episode van Debora uit het Boek van de Rechters. Daaruit kunnen we een eerste hypothese afleiden, dat dit document misschien een eerste poging was om dit op te schrijven in het Hebreeuws. Een andere hypothese is deze, dat naast dit voorbeeld van archaïsch schrift, er een origineel bestond van geheel de Pentateuch dat nu verloren gegaan is, en dat de vier zogenaamde ‘schrijvers’ of scholen van schrijvers, niets anders zijn dan de vrucht van massale ‘tussenkomsten’ achtereenvolgens hier en daar aangebracht. Bij gevolg, terwijl we het duidelijke onderscheid in stijl behouden, voorgesteld door Wallhausen, vervangen we de term ‘schrijvers’ door ‘tussenkomsten’ en we noemen ze eenvoudig:

A) de yahwistische ‘tussenkomst’ die teruggaat tot de tijd van de Koningen rond 950 voor Chr., zo genoemd omdat ze het woord Yahwe gebruikt (Yhawh of Yhwy) om de enige God aan te duiden;

B) de eloïstische ‘tussenkomst’ die ongeveer een eeuw later komt en de term Elohim gebruikt om de Godheid aan te duiden;

C) de deuteronomische ‘tussenkomst’ die nog eens een eeuw later komt, en zo genoemd wordt omdat de meeste hoofdstukken van Deuteronomium dan erbij gekomen zijn;

D) de priesterlijke tussenkomst aangeduid door de letter P (beginletter van Priestercodex) een werk dat gedurende en na de Babylonische gevangenschap plaatsvond, d.i. rond het jaar 550 voor Chr..

Voor wat ons studiegebied betreft, dus de eerste hoofdstukken van de Genesis, zijn alleen van belang:

A) de schrijver van de yahwistische tussenkomst, die een meer losse stijl heeft, levendiger, meer gekleurd, waaraan de verhalen toegeschreven worden van de schepping van Man en Vrouw, de erfzonde, de broedermoord van Kaïn, het onderscheid tussen Kinderen van God en kinderen van de mensen, de reuzen, verder nog de zondvloed, de toren van Babel, enz., en

B) de schrijver van de priesterlijke tussenkomst die ongeveer vier eeuwen later komt en een meer monotone stijl vertoont, en die meer schematisch is, meer verstandelijker, en een zekere invloed verraadt van de cultuur en de filosofie van de Babyloniërs. Daaraan worden toegeschreven: de schepping van de kosmos en van de Aarde, de geslachtslijsten, en verder nog een tweede versie van de zondvloed, enz.

En ziehier nu waartoe we met deze redenering willen komen. We hebben er reeds op gewezen dat, voor het archaïsche schrift dat het yahwistische schrift onmiddellijk voorafgaat, er geen eigen geschrift bestond bij het Hebreeuwse volk. En ook het yahwistische geschrift was zeer rudimentair. Het was samengesteld uit éénlettergrepige tekens die overeenkwamen met de wortels van de klinkers die tegelijkertijd naamwoorden, bijnaamwoorden en werkwoorden konden betekenen. Aan dit schrift ontbraken nog klinkers, voorzetsels, lidwoorden, leestekens en afstanden tussen de woorden. Een zin kon dus op veel manieren opgevat worden en een tiental betekenissen hebben. Een zin moest dus ontcijferd worden als een raadsel. Slechts later ontwikkelde zich het schrift en vormde zich om tot een verbuigbare taal, d.w.z. in een taal waarbij een teken overeenkomt met een klank. Bijgevolg, ten tijde van het yahwistische schrift, moesten de lezing en de verklaring van de tekst vergezeld gaan van de mondelinge overlevering om de tekst te vervolledigen en te voorzien in die moeilijkheden. Deze opdracht werd toevertrouwd aan de priesterklasse.

Maar een mondelinge overlevering die gespecialiseerd is in het lezen en verklaren van zulke vage heilige teksten, zoals men gemakkelijk kan begrijpen, is een wetenschap met veel zwakke punten, het volstaat dat een steek losgelaten wordt om een grote verwarring tot stand te brengen, zoals we gezien hebben. Zodoende kan een fout in de verklaring nog versterkt door een eenduidig taalgebruik een lawine van vergissingen meebrengen. En dit is het wat waarschijnlijk gebeurd is. Want naar waarheid, is het over het onderscheid en de nauwkeurigheid van die drie termen (vrouw, wijfje, echtgenote) dat het gaat in deze nieuwe openbaring, die tot doel heeft elke dubbelzinnigheid te bannen betreffende de rol en de identiteit van de vrouwelijke wezens in de yahwistische tekst, een dubbelzinnigheid die voortduurt tot in onze dagen en een meer realistische visie verhinderd heeft over het probleem betreffende de oorsprong van de Mens.

We weten bovendien, dat al die yahwistische, eloïstische, deuteronomische en priesterlijke geschriften waarmee de Pentateuch samengesteld is, in een enkele tekst samengevoegd werden rond de jaren 430 voor Chr. Slechts in de 5de eeuw na Chr. werden ze herbewerkt en overgeschreven in het huidig Hebreeuwse schrift. Het resultaat van dit ontzaggelijke werk is de tekst die we tegenwoordig gebruiken voor lezing en studie in de scholen van theologie.

De Pentateuch werd samen met de andere Boeken van de Heilige Schrift vertaald in de klassieke en moderne talen. Bijgevolg is de mozaïsche Genesis die we nu ter de hand hebben het resultaat van ontelbare tussenkomsten in de loop van duizenden jaren, waarvan elkeen een teken nagelaten heeft.

Schijnbare tegenstellingen met meer recente openbaringen

Het probleem van eventuele tegenstellingen kan eerder ontstaan door vergelijking van deze openbaring met geschriften van andere profeten van het Nieuw Testament. Wie kennis heeft van openbaringen van de Heer aan zieners zoals Maria Valtorta en andere mystieken, zou kunnen zeggen dat de nieuwigheden die geopenbaard zijn in dit werk betreffende Eva, hen tijdelijk in crisis zouden kunnen brengen. Hier bevestigt men dat Eva niet de eerste Vrouw was, zoals tot nu toe aangenomen werd. Het was een wijfje dat behoort tot een soort onmiddellijk lager aan de menselijke soort, dat met haar dierlijke DNA door de erfzonde het zuivere bloed van de Kinderen van God bezoedeld heeft.

Deze nieuwigheid is allerbelangrijkst voor de wetenschap en voor een dieper begrip van onze Verlossing door Jezus. Ze is heel recent bevestigd aan begenadigde zielen en schijnbaar blijkt het in tegenstelling met de geschriften van Maria Valtorta die handelen over de erfzonde. Doch bij aandachtige studie van, in het bijzonder de Quaderni (Schrijfboeken), vinden we talrijke bevestigingen, zoals de beschrijving van de gevolgen van de erfzonde, waarbij de verschijning onderlijnd wordt van dierlijke monsters en aapachtigen, onder de afstammelingen van Adam, onbekwaam om de gaven van de Geest te verstaan en te willen.

De Heer heeft met Valtorta de deur geopend tot deze openbaring zonder echter te wijzen op het onderscheid tussen de eerste Vrouw, de wettelijke echtgenote van Adam, en het voormenselijke wijfje van de erfzonde. Bij gevolg vormt deze weglating in de geschriften van zieners uit de voorbije jaren geen probleem, als we bedenken hoe uitgebreid het onderwerp was dat de Heer aan don Guido wilde openbaren. Noodzakelijkerwijze heeft Hij dit in een afzonderlijke openbaring willen uitleggen, om de aanvaarding van deze openbaring niet in het gedrang te brengen, zoals in het geval van Valtorta, die talrijke tegenstanders gekend heeft voor minder belangrijke redenen. Bijgevolg: bij openbaringen in het verleden en zelfs heel recent, heeft Jezus zich gehouden aan de kennis van die tijd door op een traditionele wijze te spreken over Eva.

Ziedaar waarom de Heer in zijn plan van Barmhartigheid slechts nu tussengekomen is om de dubbelzinnigheid op te helderen betreffende de overlapping van de twee vrouwelijke entiteiten. De genetica is nu in staat de gevolgen ervan te begrijpen. Hij heeft gewacht, met de bedoeling dat deze openbaring haar juiste uitwerking zou hebben en de mensheid in staat zou zijn om de wetenschappelijke en morele waarde ervan te begrijpen en op prijs te stellen. Deze openbaring is een zeer ernstige zaak die van zeer groot belang is voor de mensheid, ze verdient dus ernstig genomen te worden. Enkel als men de ware grond kent van de erfzonde is het mogelijk de grootheid en de noodzakelijkheid van de Verlossing te begrijpen.

Aanhangsel

Het derde hoofdstuk van het Boek Genesis dient herlezen te worden in het licht van de nieuwe kennis.

Heel de mozaïsche passage van het derde hoofdstuk van het boek Genesis dient beschouwd te worden als een luchtdichte (ondoordringbare) passage, zoals het Boek van de Openbaring (de Apocalyps), omdat die passage geschreven werd in symbolische vorm, waarin de waarheid dus verborgen werd achter veel zinnebeelden. Ongetwijfeld behoort die ondoordringbare voorstelling tot het plan van God, die het inzicht erin voorbehouden had voor de tijden waarin de mensheid in staat zou zijn de genetische werkzaamheid en de morele gevolgen ervan te begrijpen. Het was dus Zijn Wil dat pas nu aan de wereld de sleutel gegeven werd voor de lezing ervan, door de ontcijfering met behulp van deze openbaring.

Het begrip Eva dient herzien te worden in de traditionele verklaring van het derde hoofdstuk van het Boek Genesis. Eva, in de Bijbel de moeder van alle levenden, is de boom van de kennis van goed en kwaad, voorwerp van het verbod van de Heer, de zwakke schakel tussen de twee soorten. Zij had de mogelijkheid, met haar 47 chromosomen, voort te brengen zowel van de voorlopers als van de Man. Uit deze wilde boom verwekte de Man, door de wil van God, ten goede de Vrouw, en tegen de wil van God, verwekte hij ten kwade Kaïn. God, uit eerbied voor de vrije wil die Hij de Man geschonken had, onthield Zich daarin van Zijn scheppende tussenkomst. Veel inkt is vergoten om te trachten het mysterie van die verzen uit de Genesis te verklaren, en begrijpelijk is de letterlijke verklaring van de slang, de boom en de vrucht bij vele theologen al sinds lange tijd verlaten:

A) Voor enkele geleerden heeft de erfzonde bestaan in het zich onttrekken (in evolutie zeggen zij) aan de wetten van de natuur, die bij de dieren de tijden van de vruchtbaarheid regelen. Die geroofde vrijheid en tot in het oneindige herhaald door hun afstammelingen, bracht volgens hen tot het verlies van het geluk. Zij houden er geen rekening mee dat God de Mens reeds verschillend van de dieren kon hebben geschapen.

B) Door velen daarentegen wordt de erfzonde alleen beschouwd als een zonde van de geest veroorzaakt door hoogmoed, door zelfgenoegzaamheid en door ongehoorzaamheid van de mens. Deze manier om de Bijbelse passage te verklaren lijkt enigszins beperkend en misleidend. Het geeft het beeld weer van een God die, naijverig voor de eigen geheimen, het menselijke schepsel vernedert in het natuurlijke en wettelijke onderzoek naar de waarheid. Vertrekkende van deze verklaring komt er twijfel op of de mens ooit gelukkig kon zijn, daar de behoefte aan kennis ingebed is in zijn natuur. Daaruit zou voortvloeien dat God een afstandelijke God is die geen begrip toont, die straft en zich gedraagt als een tiran. Dat zou een onvolmaakte God zijn waartegen men zich moet verdedigen en die meer het voorkomen heeft van een menselijke projectie, dan het beeld van de God van Barmhartigheid. Het zou God niet meer zijn.

C) Anderen beschouwen de uitdrukking boom van de kennis van goed en kwaad als het verlangen van de mens om zich een eigen begrip te scheppen van goed en kwaad. Deze aanmatigende houding zou de zogenaamde erfzonde geweest zijn, een zonde die altijd aanwezig was in de menselijke ziel vanaf de oorsprong. De toe-eigening van de kant van de mens, van het onderscheid dat alleen God toekomt zeggen zij, zou de ware zonde van hoogmoed en ongehoorzaamheid zijn. Terecht begrijpen zij dat uit deze ongehoorzaamheid die in werkelijkheid aanmatiging is, de aanmatigende houding voortkomt om een objectieve moraal te ontkennen.

Van hier naar de betrekkelijke moraal, reeds naar voren gebracht door Voltaire, is een korte stap. Deze aanmatiging die de Heer niet zal dulden, omdat het een moraal is die tegen de mens ingaat, zou volgens deze denkers de kern zijn van de erfzonde. In werkelijkheid komt deze laatste verklaring, in het licht van deze openbaring, de waarheid het meest nabij, omdat ze de zelfrechtvaardiging is van een overtreding van de geboden van God, die onvermijdelijk tot hoogmoed en zelfgenoegzaamheid leidt op moreel gebied. Die bijbelkenners hebben de verdienste begrepen te hebben dat de mens het geluk niet kan vinden wanneer hij willekeurig de wet van God verlaat. Maar dit volstaat niet. Nu weten wij dat de morele kant slechts een aspect is van de erfzonde, omdat ze zich ook heeft verwezenlijkt in een concrete daad.

D) Alleen een zeer kleine minderheid bijbelkenners en geleerden heeft het feit in overweging genomen dat die zonde de lichamelijke en psychische ongereptheid van de mens geschaad kan hebben. De archeologische ontdekkingen met betrekking tot de evolutie, waarvan we nu weten dat het gaat over een her-evolutie, hadden de theologische gedachte misleid en doen vergeten dat de Bijbel bevestigd heeft dat de mens geschapen was met de hoogste volmaaktheid (hij was “zeer goed”). Deze bevestiging van de Bijbel was niet ernstig in overweging genomen, want ze bleek niet in overeenstemming gebracht te kunnen worden met de onvolmaaktheid van de huidige mens, en nog veel minder met die van de voorhistorische mens. Het probleem leek onoplosbaar en eindigde met aan het Boek Genesis de geloofwaardigheid te ontnemen en de vereiste eerbied voor het Woord van God. Alleen een nieuwe openbaring kon ons de sleutel geven voor de lezing van deze ondoordringbare passage uit het Boek Genesis.

De Verlossing

Zonder de kennis over het ware wezen van de erfzonde (en van haar gevolgen) is het niet mogelijk de werking van de Verlossing te begrijpen, had monseigneur Masi gezegd in 1932, waarbij hij zich wendde tot de seminaristen, en speciaal don Guido in het oog hield.

Nu we begrepen hebben waarin de erfzonde bestaat, en nu we weten welke de ware gevolgen van de zonde geweest zijn, kunnen we het werk van heropbouw begrijpen dat God verricht heeft in de mens in al zijn aspecten, zowel psychofysische als geestelijke.

Vers 6,3 van Genesis zegt: En Mijn Geest zal niet voor altijd in de mens blijven, omdat hij vlees is. Dit vers zegt ons een zeer belangrijke zaak, dat de Mens door God geschapen de Geest van God bezat en dat hij die vervolgens door de verbastering verloren heeft.

In feite de nakomelingen van de verbasterende kruisingen, niet gewild door God omdat ze voortgebracht zijn ten kwade, ontvingen niet meer de adem van Goddelijk Leven: de Geest die God ingeblazen had in de schepselen ten Goede, samen met het Beeld van God. Met de bekwaamheid om de Bovennatuurlijke Gaven te begrijpen en te willen aanvaarden, verloren ze ook de Gelijkenis met God d.w.z. de Geest, omdat ze niet meer geschikt waren om waardige tempels te zijn van de Heilige Geest.

Maar wat is deze Geest die God heeft teruggenomen? Zeker niet het verstand, dat door natuurlijke oorzaken verloren gaat en niet door de wil van God, want God kan zijn schepselen niet schaden. Als het de verstandelijke vermogens waren zouden wij moeten denken dat de gereëvolueerde mens opnieuw en van nature de Geest heroverd heeft. Maar wij weten dat het niet zo is, omdat de mens een formele daad van aanneming nodig heeft om opnieuw de Geest te ontvangen en om terug aangenomen te kunnen worden als kind in de familie van God, en die daad is het Doopsel.

Bij het Doopsel met water en het Doopsel in het bloed (= het geloofsgetuigenis door het vergieten van het bloed), voegt zich, het Doopsel van verlangen. Het verheft al degenen tot kind van God die naar de Waarheid streven, ofschoon ze te goeder trouw een dwaalleer aanhangen, maar leven in zachtmoedigheid en rechtschapenheid in liefde voor de naaste en tevens de natuurwet onderhouden. Zij blijven echter benadeeld in vergelijking met hen die het ware Geloof bezitten, het Woord van God en het gebruik van de Sacramenten.

De Geest komt dus rechtstreeks van God en men erft hem niet langs genetische weg. Langs genetische weg kan men een zekere aanleg erven, een geschiktheid of een vermogen om de Gaven van de Geest te aanvaarden. Maar de aanvaarding van de Geest blijft altijd een daad van de persoonlijke vrije wil. Als de opnieuw geëvolueerde mens het Doopsel nodig heeft om de Geest van God te bezitten, en als de Geest, die niet geïdentificeerd kan worden met het verstand of met het vermogen zich uit te drukken, iets veel groter is, betekent het dat Hij niet tot de natuurlijke sfeer behoort en dat Hij niet gradueel heroverd werd door toedoen van de her-evolutie, maar behoort tot de transcendente of goddelijke sfeer. De Geest is in feite de Kiem van ‘Goddelijk Leven’, de Vonk van ‘Goddelijk Leven’, dat deel van God, dat men rechtstreeks van God ontvangt.

De wettelijke Kinderen van God waren in hun volmaaktheid samengesteld uit lichaam, ziel en Geest. Maar terwijl het lichaam en de ziel door God geschapen werden, is de Geest uit God voortgekomen, aangezien Hij van hetzelfde wezen is als de Vader. We zouden kunnen zeggen dat de Vader Zijn ‘geestelijk DNA’ (in brede zin) heeft overgebracht in Zijn wettige Kinderen, d.i. Zijn eigen Leven. De Alfa, God Schepper, en de Omega, de zuivere Man en de zuivere Vrouw samen met al hun zuivere en wettige nakomelingen, zijn innerlijk verbonden, omdat ze deel hebben van hetzelfde Leven van de Geest Gods.

Indien de Geest die de volmaakte Mens bezat, en die de verbasterde mens verloren had, een deeltje van het Leven van God zelf was, volgt daaruit dat de oorspronkelijke Mens meer gelijk was aan God dan aan gelijk welk ander van Zijn schepselen, de huidige mens inbegrepen.

Veronderstellen we dat er analogie bestaat tussen het bezitten van de Geest en het bezit van de ‘Gelijkenis met God’ en, insgelijks tussen het bezit van een volmaakt lichaam en een volmaakte ziel, en het bezit van het ‘Beeld van God’. Dan volgt daaruit dat de oorspronkelijke Mens een volmaakt ‘Beeld van God’ was, want hij bezat een volmaakt vermogen om te begrijpen en te willen, en hij bezat de ‘Gelijkenis met God’, omdat hij de Geest bezat.

Maar toen de mens de verbastering overkwam heeft de verbasterde mens het ‘Beeld van God’ verloren, dit is het vermogen te begrijpen en te willen, door de genetische onevenwichtigheid, en bij gevolg ook de geschiktheid voor de ‘Gelijkenis met God’, de bekwaamheid om de Geest van God te behouden. Ziedaar waarom God Zijn Geest heeft teruggetrokken van de verbasterde mens. Omdat waar het ‘Beeld van God’ ontbreekt door de overhand van de dierlijke instincten, daar kan de ‘Gelijkenis met God’ niet zijn. Het is alsof de ‘Gelijkenis met God’ het vat is, en het ‘Beeld van God’ de inhoud; als het vat lekt, gaat de inhoud weg. Dat is het, wat er gebeurd is door de erfzonde.

Een oneindig klein percent dierlijk bloed volstaat om de absolute volmaaktheid te laten ontbreken die nodig is om wettige kinderen van God te zijn. Dit is een feitelijke toestand en geen schuld voor de verbasterde mens. Het is een gevolg van de erfzonde.

Maar de verbasterden kunnen dankzij de Verlossing, verlangend uitzien om aangenomen kinderen van God te worden. Door de Barmhartigheid van God kan de mens, die verlangend uitziet naar zijn verlossing, ook al is hij niet naar het volmaakte Beeld van God, de Geest ontvangen, niet door eigen verdienste, maar omdat Christus, de ware Zoon van God, ingeënt wordt in hem. Dit is de grote en geweldige Gave die God schenkt aan de mens door het Doopsel. Hij geeft hem Zijn Geest, Hij geeft hem terug een Deeltje van Zichzelf. En daarmee het recht om in eeuwigheid het Leven in God te genieten ook al behoudt hij zijn identiteit. Het is een Leven van volledig bevredigende gemeenschap. Dit is de Verlossing.

Hoe kan de mens zich ter beschikking stellen voor deze inenting?

Door te erkennen dat Jezus waarlijk de Zoon van God is, en dat Hij het vermogen heeft ons Zijn Geest te geven. Johannes zegt, ‘Dit is het eeuwige Leven, dat zij U kennen, die Jezus Christus Uw Zoon gezonden hebt (Joh, 17, 3). Dit sluit in dat, indien wij Jezus erkennen als de bewerker van onze geestelijke dimensie, wij ons leven in overeenstemming zullen moeten brengen met de leer van het Evangelie. Kennen in Bijbelse zin betekent niet te weten komen, maar wel delen in dezelfde intimiteit of dezelfde werkelijkheid. In ons geval is het: erkennen dat God ons Jezus gezonden heeft, Zijn ware en wettige Zoon, die ons geschikt maakt om deelgenoot te worden van Zijn eigen, bovennatuurlijk Leven, en door Hem het eeuwig Leven in God te genieten. Het is dus een vermogen dat voldoende is “om de Gaven van de Geest te begrijpen en te verlangen”, die aan ons, verbasterden, een gedeeltelijk maar tegelijk voldoende Beeld van God geeft, om mits bepaalde voorwaarden de Geest te kunnen ontvangen die de Gelijkenis is met God en het Goddelijk Leven.

De eerste van deze voorwaarden is het verlangen zich te ontdoen van de aardse gezindheid doordrenkt van dierlijke instincten geërfd van Eva, niet alleen een misvormde seksualiteit, maar ook oneerlijkheid, de geest van naijver, wraak, ongebreideld bezit, enz.

De tweede voorwaarde is de instemming van de wil met de denkwijze van God, die wezenlijk Liefde is, en de onderwerping aan Zijn Wetten. Alleen een nederige en zachtmoedige ziel kan de Geest ontvangen en de Genade die hem voedt. Bijgevolg is het mogelijk dat iemand die niet onderricht is of weinig verstand heeft, de Geest bezit, omdat hij geloof heeft, naastenliefde en wijsheid in zijn betrekkingen met God en omgekeerd dat een zeer verstandige persoon deze kan ontberen. Deze voorwaarden zijn voor de christen voorondersteld tot de geldigheid van het Sacrament van het Doopsel.

‘God kastijdt niet: God bevordert of bevordert niet’

Uit de kruising van de twee soorten, de zuivere Kinderen van God met de voorlopers, werden de verbasterde reuzen geboren, de kinderen van de mensen, die monsterachtige en machtige wezens waarover het Boek Genesis (6, 4) spreekt. Die mensen, natuurlijke en onwettige kinderen van de eerste Man, hadden het beeld van God verloren, niet alleen in hun uiterlijk, maar ook innerlijk. Zij waren steeds gereed tot gewelddadigheden, met bedorven zielsgesteltenis en soms met een ontspoorde seksualiteit.

Hoe zou de Geest van God hebben kunnen wonen in die wezens, die meer leken op dieren dan op mensen. Het is duidelijk als God Zijn Geest van hen terugtrok (Genesis 6,3), dat zij verstoken bleven van het Leven van de Geest, zij waren geestelijk dood. Dit is wat de Bijbel in veel gevallen bedoelt, wanneer er sprake is van dood of van een wereld van de duisternis, de mens blijft verstoken van het Licht van de Geest. Wanneer de Bijbel spreekt over dood, is dit niet altijd de scheiding van ziel en lichaam door het lichamelijke overlijden van de mens, maar wordt de scheiding van de ziel en de geest bedoelt, waardoor elke band van verwantschap met God wordt verbroken.

We hebben gezien hoe de verbasterde mens nooit door de her-evolutie de verloren Geest zou hebben kunnen heroveren, omdat die enkel en alleen van God kon komen. De mens had een ware en aangepaste nieuwe scheppende en voortbrengende daad van God nodig, de Verlossing, om opnieuw in de ziel het goddelijke Licht te ontsteken, de Geest van God.

Bijgevolg, terwijl enerzijds doorheen de natuurlijke en kunstmatige schifting, waarschijnlijk gepaard aan een oneindig aantal herhaalde scheppende ingrepen, waarvan we enkele voorbeelden hebben in de Bijbel, zoals de miraculeuze geboorten uit onvruchtbare moeders, heeft God de mensheid gebracht tot de psychofysische her-evolutie. Met het terugwinnen van een voldoende vermogen om te begrijpen en te willen, heeft Hij met oneindige Barmhartigheid erin voorzien om in de ziel het Licht van de Geest opnieuw te ontsteken door middel van Jezus. Men zou met meer nauwkeurigheid kunnen zeggen dat er in de Verlossing een samengestelde werking van God geweest is.

1) Hetzij in het genezen van het lichaam en de ziel van de erfelijke belasting te wijten aan de verbastering (dat wat Sint Paulus in de Brief aan de Romeinen – 8, 23 – noemt de verrijzenis van ons lichaam of de verlossing van ons lichaam), door een langzaam en voortdurend ingrijpen van afzonderlijke scheppende daden, die reeds begonnen vanaf de verste tijden, om de mensheid opnieuw geschikt te maken om de Geest te ontvangen.

2) Hetzij in het opnieuw ontsteken van het gedoofde Licht met een Vonk van Goddelijk Licht, waarbij Hij Zijn Eigen Geest meedeelt in een voortbrengende daad, met behulp van de ware en eigenlijke Verlossing bewerkt door Christus,

Dit is de ‘Barmhartigheid’, het betekent ‘zijn eigen hart geven aan de ongelukkige’. En aangezien het Hart van God, die Zuivere Geest is, de ‘Geest’ is, betekent de Barmhartigheid van God de gave die God geeft van Jezus’ Geest door de Sacramenten, aan de onterfde en ongelukkige mens.

Voor de persoon die bezoedeld is door de verbastering, dus de geestelijke dood of de afwezigheid van de Geest, gaat het ‘Leven’ van de Geest vooraf en komt het niet nadien. Don Guido zei met de Heilige Johannes: “Wie God niet bemint blijft in de geestelijke dood”.

Dat is reeds de hel, voor eeuwig ondergedompeld blijven in de onderwereld, eenvoudig schepsel tussen de lagere schepselen, en als zodanig uitgesloten van de gemeenschap in de Geest met God. Want “God kastijdt niet. God bevordert of bevordert niet” – zo sprak don Guido – “datgene wat wij moeten vrezen, is van niet bevorderd te worden.”

Deze overeenstemming van gevoelens en bedoelingen met God, is de oproep die God gedaan heeft, eerst aan Adam en daarna aan de gehele mensheid om zowel de eerste Man als de huidige mens mede te betrekken in het wijze gebruik van de gave van het leven, door middel van zijn verstand en zijn vrije wil. Het is een verantwoordelijkheid, die als ze door Adam ten goede zou gebruikt geweest zijn, hem zou verheven hebben om hem tenslotte te doen binnengaan in de Goddelijke Glorie.

Meer dan ooit nu met de tweede schepping, de Verlossing, wordt de oproep van God de Vader herhaald met aandringende liefde. Terwijl Hij de mensheid toont dat de huidige mens alleen door zich gelijkvormig te maken aan Christus, zachtmoedig, bevorderaar van de gerechtigheid, onwraakzuchtig en gehoorzaam aan God, ‘de Weg, de Waarheid en het Leven ‘kan vinden en zo datgene kan verwezenlijken wat de Man in de eerste schepping vernietigd heeft. Alleen dit besef zal de komst uitvoerbaar maken van het Messiaanse tijdperk, voorspeld door Isaïas.

Onze persoonlijke verlossing eist inspanning en lijden. Het is een steile weg, want hij veronderstelt de overwinning van onze instincten. Dat is onze bewuste deelname aan het werk van het goddelijke herstel van onze natuur, dat Sint Paulus gedefinieerd heeft als “datgene wat ontbreekt aan het Lijden van Christus “, wee als het zo niet zou zijn. Als de verlossing ons zou gegeven worden zonder onze inspanning, als bij toverslag, zouden we gevaar lopen de fout van de eerste Man te herhalen die zich zelfgenoegzaam waande en de onderwerping aan God niet aanvaardde.

Hoe een mindere of meerdere graad van zuiverheid te beoordelen

De her-evolutie heeft niet de kenmerken teniet gedaan die de verschillende etnische soorten onderscheiden, integendeel, de langdurige afzondering heeft de verscheidenheid benadrukt. Een overhaastige lezing van het Werk (van don Guido) zou doen geloven dat het racistische gevoelens opwekt, omdat het enkele kenmerken van de verbasterde mens doet uitkomen die in tegenstelling zijn met die van de oorspronkelijke zuivere Mens. Het komt als vanzelf op te letten op de kleur van de huid, ogen, haren, gestalte, lengte van de benen, de bouw van de romp of de dichtheid van de beharing, enz. De uiterlijke kenmerken zijn voor de Heer geen belangrijke elementen! De ervaring leert ons dat de schoonheid of de lengte niet noodzakelijk gepaard gaan met de gave van een levendig verstand of van een edelmoedig hart.

Wat is dus het criterium om in de verbasterde mens een mindere of meerdere zuiverheid te bepalen: deze die aan God behaagt. Jezus zegt het ons in de Bergrede als Hij de belangrijkste zaligheden opsomt. Zalig, bevoorrecht, omdat hij meer geniet van de gaven van de Verlossing, dus zalig is degene die zachtmoedig is, die handelt met rechtvaardigheid en strijdt met ongewelddadige middelen, en zelfs aanvaard vervolgd te worden voor dat ideaal. Het is geen kwestie van huid, verstand, cultuur of beschaving, het is een zaak van min of meer gelijkvormig te zijn aan de morele gaven en de manier van denken van Jezus (vgl. Mt. 11, 29). Deze kenmerken die de vrucht zijn van een gezond verstand en van een onberispelijke moraal, bepalen die zuiverheid die aan de basis ligt van ons vermogen om de gave van de redding te ontvangen. Don Guido zei ook nog: “Deze gaven zijn rechtvaardig verdeeld onder alle volkeren, en dit is een teken dat alle volkeren gelijke kansen hebben en dat ze gelijkwaardig bemind worden door de Heer”. Onze echte moeilijkheid bestaat eerder in onze beschikbaarheid om de waardeschaal anders op te stellen, omdat we nog teveel bepaald zijn door de natuurwetten, die de sterkere of de meer begaafde bevoordeligen. Deze wetten zijn geschikt om het evenwicht in de natuur te beschermen en voor het overleven van de soort, maar ze zijn vreemd aan het bovennatuurlijke Rijk van de Geest.

Voordelen die voortvloeien uit deze openbaring

Het is vanzelfsprekend dat men zich afvraagt welke praktische voordelen deze openbaring met zich meebrengt. Indien de huidige mensheid niet volmaakt is ten gevolge van haar talloze psychofysische verwordingen en behoefte heeft aan genezing, is het noodzakelijk haar ziekelijke toestand te kennen en er een volledige omschrijving van te maken. Veel huidige ziekten vinden hun eerste oorsprong in genetische vervorming door het elkaar overlappen van de chromosomen van de twee soorten, die van de volmaakte Mens en die van het dier, waaruit de huidige soort voortkomt. Zonder deze werkelijkheid voor ogen te houden is het onmogelijk een objectieve diagnose te stellen. Een dergelijk onderzoek is zeer complex en omvat vele takken van de wetenschap.

Alleen God, de Schepper van de volmaakte Mens, bezit de objectieve kennis van de huidige mens. Hij alleen kan een herstellingswerk volbrengen. Daarom is Hij tussenbeide gekomen met de psychofysische verlossing. Wanneer de mensheid een voldoende graad van verstandelijke ontwikkeling bereikt had, die Sint Paulus “de volheid der tijden” noemt, heeft Hij Zijn Zoon Jezus gezonden om hen de Geest terug te geven. Jezus heeft daarna de Kerk gesticht en Haar volmacht gegeven om het werk voort te zetten dat Hij begonnen was, met tot doel de mensen terug te brengen tot de zuiverheid van de oorsprong.

De Kerk is dus de bewaarder van de goddelijke opdracht om de mensheid Gods Geest te geven. Dit is: de mensen te doen herrijzen die geestelijk dood waren, te evangeliseren, de zielen te bevrijden die verdrukt worden door de duivel en God te danken. Behalve dit heeft Zij ook de taak een instrument te zijn van genezing voor de lichamelijke en psychische ziekten van haar kinderen. Hoe? Door middel van de Sacramenten, die een ware geestelijke en fysieke dialyse bewerken, doordat ze in onze zwakke en belaste menselijke natuur het volmaakte Lichaam en Bloed van Jezus binnen brengen.

Misschien kon zelfs de Kerk, zonder deze openbaring, zich geen juist rekenschap geven van de grootte van haar zending, die elke menselijke logica te boven gaat. Zij is geroepen om samen te werken met God aan de herschepping van een steeds volmaaktere en op de oorspronkelijke volmaaktheid gerichte mensheid.

Een ander belangrijk voordeel van deze openbaring bestaat in de mogelijkheid onze zelfkennis te verdiepen. Namelijk de kennis dat in ons diepste ik de neigingen en de aanleg van het dier genetisch ingeschreven zijn, overgeërfd van Kaïn. Het geeft ons de mogelijkheid te ontleden welke onbewuste voortstuwende instincten ons gedrag beïnvloeden.

Het is van het hoogste belang dat er een zuivering zou plaatsvinden, dat de mens het volle besef van zijn toestand zou hebben en de volledige kennis van wat God van hem wil. Een bekering is niets anders dan de omkering van een neiging in de geestesgesteldheid van de oude mens, die nog slaaf is van zijn instincten, om zich gelijkvormig te maken aan het voorbeeld van Christus.

Post scriptum

In de openbaring is er geen enkele verwijzing naar Satan, noch als serpent, noch als boze geest die Adam aanzette om te twijfelen aan de goede trouw van God. Dit probleem is reëel en ook don Guido besefte het. Als eerlijk man voegde hij niets toe om het probleem op te lossen.

Don Guido betoonde zich tegenover deze openbaringen zeer nederig en lijdzaam van hart. Veel problemen zijn opgelost doch er ontstonden ook nieuwe problemen. De identiteit van Eva was een onvoorstelbare nieuwigheid volgens de traditie, maar het was ook een opheldering want nu begrijpen wij hoe de ontaarding van het menselijke geslacht is verlopen. Maar is een nieuw probleem, de afwezigheid van Satan bij de verleiding van Eva en Adam. Don Guido zette zich volledig in om de boodschap van de Heer te begrijpen maar stierf met veel onopgeloste vragen. Hij gaf zichzelf de schuld van onbekwaamheid om een passend antwoord te geven. Hij eindigde met zich niet meer over die problemen te pijnigen in een rustige overgave aan de wil van de Heer, die hem niets had meegedeeld over dit probleem. Zijn besluit was, als de Heer iets van zoveel belang had nagelaten te verklaren in een openbaring die juist zoveel punten betreffende de schepping wilde uitleggen, dan had Hij daar Zijn redenen voor. Het is ook mogelijk dat de Heer de oplossing van dit probleem wilde overlaten aan de theologen. Daarom beperkte hij zich tot wat hij gezien had en zei: aan een profeet wordt alleen gevraagd dat hij trouw weergeeft wat hem geopenbaard werd.

Download

Download in pdf & doc, klik hier

Voetnoot (*1)

Van de Soemeriërs tot de Akkadiërs en de oude Hebreeërs bevatten de oude verhalen verschillende namen, maar vertonen ze verder opvallende overeenkomsten. Afvallige godenzonen creëerden met behulp van menselijk DNA allerlei soorten monsters zoals reuzen en wezens die half godenzoon/dochter, half mens, half dier waren. De kinderen die zij bij menselijke vrouwen – nakomelingen van Kaïn – verwekten waren hybride wezens die bekend werden als de Nephilim (Genesis 6:4). In de vroegste verslagen van zowel Rome, Griekenland, en daarvoor Egypte, Perzië, Assyrië, Babylonië en Sumerië wordt melding gemaakt van machtige wezens die door de Hebreeërs ‘wachters’ werden genoemd. Als dit wordt vergeleken met andere oude teksten in de apocriefe boeken Henoch, Jubileeën, Baruch, Genesis Apocryphon, Philo, Josephus, Jasher, het Testament van de 12 Patriarchen en geschriften van vroege kerkvaders zoals Justinus, Irenaeus, Athenagoras, Commodianus, Julius Africanus, Clementine, Tertullianus, Methodius en Ambrosius, dan blijkt dat zij er allen van overtuigd waren dat dit nageslacht deels menselijk (nakomelingen van Kaïn), deels dierlijk, en deels een ‘boven’natuurlijke oorsprong (afvallige kinderen van God: de godenzonen/dochters) had. Volgens de briljante christenresearcher David Flynn blijkt uit de interlineaire Hebreeuwse Bijbel dat de zonen Gods de ‘dochters van de mensen’ niet uitkozen omdat ze ‘mooi’ waren (Gen.6:2), maar geschikt – geschikt voor hun plannen om zich met hen te mengen en hybride wezens mee te creëren. Ook na de straf van God om deze handelingen, de zondvloed, kwam het Nephilim nageslacht nog op Aarde voor. De bekendste Bijbelse voorbeelden zijn de reus Goliath en een reus met aan iedere hand zes vingers en iedere voet zes tenen (2 Sam.21:20). De vroege kerkvader Eusebius voegde daar nog meer details aan toe en schreef over (half)menselijke wezens met vleugels, twee hoofden, kenmerken van paarden en honden, en zelfs ‘draakachtige monsters’. De vermenging van de zonen Gods met menselijke vrouwen hoeft dan ook niet per se op een seksuele manier te hebben plaatsgevonden, maar kan ook slaan op vroege DNA-biotechnologie, die in onze moderne tijd opnieuw stormachtige ontwikkelingen doormaakt. (vgl. bron: http://xandernieuws.punt.nl/Exo-Vaticana-3)

Bronnen

Vgl. ‘De Schepping (Genesis, 1-6) – Guido Bortoluzzi’, (Oorspronkelijke titel: Genesi Biblica, door Renza Giacobbi), Omer D’hooge, Rinkhout 225, Zele, 2003, blz. 315-336.

Hubert Luns, Opheldering t.a.v. Oorsprong van de Mens volgens Don Guido Bortoluzzi, 3e Ed, http://www.scribd.com/doc/76950089/Opheldering-t-a-v-Oorsprong-van-de-Mens-volgens-Don-Guido-Bortoluzzi-3eEd , blz. 5.

http://www.genesis16.be Website opgeheven tussen 2007 en 2012

https://guidobortoluzzi.wordpress.com Nederlandse website over don Guido Bortoluzzi

Landgraaf, 18 februari 2012, bewerking door Pastoor Geudens.

Update 24 januari 2013: toevoeging van de voetnoot en van Scribd.

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑