De synthese van het Bijbelse Genesis


De Bijbel, het Boek bij uitstek van het Woord van God, begint en eindigt met twee boeken die hermeneutisch worden beschouwd, namelijk Genesis en Openbaring. Ze lijken als twee deuren die door de wil van God zijn geplaatst, één aan de voorkant en één aan de achterkant van het Heilige Boek, alsof Hij bij het onthullen van Zichzelf en Zijn werken een ruimte had gereserveerd voor het mysterie, dat Hij op het juiste moment zou onthullen bij de verificatie van bepaalde voorwaarden.

Dergelijke voorwaarden zijn bijvoorbeeld de capaciteit van de wetenschap om de fundamentele principes van onderwerpen zoals genetica en astrofysica correct en vollediger te interpreteren, samen met de nadering van een tweede komst en het einde van een tijdperk dat vooraf zou gaan aan de komst van een nieuwe wereld waarin de aarde, volledig vernieuwd, niet langer zou lijden onder de weeën van een geleden zwangerschap waarin de meeste mensen agressief en tegenstrijdig zijn en niet in staat zijn de leer van het Evangelie te accepteren of te actualiseren om zichzelf te verheffen boven het dierenrijk en dichter bij het koninkrijk van God te komen.

Deze tijd van verandering zou vereisen dat de hele waarheid aan de mensheid wordt overgedragen, zodat het zijn eigen staat kan zien en zichzelf in een nieuwe relatie van rechtvaardigheid met de Heer kan plaatsen. Als die twee boeken dus hermeneutisch zijn door de wil van God, kan de mens ze niet volledig interpreteren. De mens probeert te begrijpen, hij veronderstelt, zijn conjecturen, maar de Waarheid blijft achter die deuren totdat de Heer ze zelf opent.

Maar zie, er is een tijd gekozen door de Heer. Hij heeft zich neergebogen over de mensheid om de donkere punten van Genesis te verduidelijken door middel van een nederige priester uit een bergparochie, pastoor Guido Bortoluzzi. Onze Lieve-Vrouw sprak rond dezelfde tijd tot de priester Stefano Gobbi, oprichter van de Mariale Priesterbeweging, en legde het boek Openbaring uit, met name door middel van een reeks boodschappen die in 1989 zijn gegeven.

De openbaring die aan pastoor Guido is gegeven, is de verklaring van de oorsprong van de mens. De mozaïsche concepten in Genesis worden bevestigd, terwijl andere delen een diepere uitleg krijgen en alles eenvoudiger en logischer maakt. En eindelijk wordt het langdurige geschil tussen creationisten en evolutionisten overwonnen.

In het kort is het juist om een ​​vervolg te zien tussen de verschillende soorten en hun verschijning in de tijd, maar het is fundamenteel om de directe tussenkomst van God in de vorming van elke ‘enkele’ soort te erkennen. Wetenschap daarentegen wijst op posities die tegenover elkaar staan ​​of er ergens tussenin liggen en produceert theorieën die gecompromitteerd worden doordat ze niet door experiment kunnen worden bewezen. Zo blijven ze slechts theorieën en kunnen ze niet pretenderen absolute waarheden te zijn.

Geconfronteerd met zo’n onzekerheid is de enige die de oorsprong van de mens en de middelen van zijn schepping kan verklaren, God, omdat Hij de Maker van de mens is. Een ‘bemiddelde schepping’ die door God tot stand is gebracht, overwint al deze theorieën. De term ‘bemiddeld’ geeft aan dat God een ‘middel’ (of instrument) heeft gebruikt om elke nieuwe soort te creëren, inclusief de mens, namelijk een vrouwtje van een onmiddellijk voorgaande soort waarin Hij zijn nieuwe schepping heeft geplant. De term ‘schepping’ geeft aan dat God uit het niets de gameten van de eerste cel van de eerste en tweede individu van de nieuwe soort heeft gemaakt en dat Hij niet iets al bestaands heeft aangepast. We zullen hier later verder op ingaan. Elke pseudo-moeder van de twee voorouders – één voor elke nieuwe soort – diende slechts als een couveuse, aangezien er geen genen van haar eigen soort werden overgedragen op de nieuwe soort. Specifiek bij de menselijke soort, en in tegenstelling tot de soorten die aan de mens voorafgingen, heeft God zijn eigen Geest ingeblazen, zodat de mens ‘spiritueel levend’ kon worden.

Maar naast het overbrengen van zijn Geest aan de mens, moet begrepen worden dat het God was die zowel de mannelijke als vrouwelijke gameten creëerde die de eerste cel van de eerste mens vormden. Pastoor Guido had dit belangrijke concept toevertrouwd aan de toenmalige patriarch van Venetië, Albino Luciani, die zijn metgezel was geweest op het seminarie. En hij, toen hij later paus Johannes Paulus I werd, aarzelde niet om te verklaren dat God zowel de Vader als de Moeder van de mens was, duidelijk gelovend in de woorden van pastoor Guido.

God legt ook het verschil uit tussen ‘zonen van God’ en ‘zonen van de mens’. De eersten zijn mannen die door God in de volmaakte staat zijn geschapen, inclusief hun legitieme nakomelingen die in de volmaakt geschapen staat blijven omdat ze ‘genetisch puur’ (zuiver) zijn, terwijl de laatsten de onwettige nakomelingen zijn van de volmaakte man Adam die biologisch ‘verontreinigd’ zijn door de oorspronkelijke zonde (erfzonde), zo genoemd omdat het begaan werd aan het begin van de mensheid. Er volgt een relaas van de ‘oorspronkelijke zonde’ (erfzonde) die niet alleen een zonde van trots en verwaandheid was, maar een zonde van ongehoorzaamheid en kwaad door een concrete daad van hybridisatie van de menselijke soort gepleegd door de stamvader Adam (die 46 chromosomen had en de eerste was in de genealogische levensboom) toen hij seksuele betrekkingen had met het enige vrouwtje van de voormenselijke soort die chromosomaal compatibel was, omdat ze uitzonderlijk door God was voorzien van 47 chromosomen in het licht van haar taak als ‘draagmoeder’ voor de zonen van God. Ze behoorde tot de wilde genealogische boom van voorouders die van nature 48 chromosomen hadden. De ‘generatieve’ seksuele daad veroorzaakte biologische vervuiling of verontreiniging en een psychische regressie in de onwettige hybride tak. Hierdoor verschenen menselijke individuen die op dieren leken, sommige met 46 chromosomen en andere met 47. Hun kenmerken waren gecorrumpeerd tot het punt dat ze leken op dieren van een inferieure soort. Het was deze involutie, genetisch overgedragen aan de vervuilde nakomelingen, die deze mannen het uiterlijk van hominiden (mensachtigen, mensapen) gaf. Ook de andere tak; de zuivere en legitieme nakomelingen van Adam – de zonen van God – die vele generaties lang onvervuild bleven, werden geleidelijk opgenomen in de gecorrumpeerde tak door promiscue vermenging, zodat alle mensen “progressief” besmet werden door de gevolgen van de oorspronkelijke zonde.

Dit is de verklaring van de hermeneutische uitdrukking in vers 2 van hoofdstuk 6 van Genesis, die bijbelgeleerden eeuwenlang heeft verward. Dat vers spreekt over “de zonen Gods die naar de dochters der mensen keken en bemerkten dat zij schoon waren, en zij namen zich vrouwen uit allen die zij verkozen” omdat zij meer leken op hun voorvader Adam.

Deze zonde was het begin van een vreselijke tragedie voor de mensheid omdat het de oorsprong en de ware oorzaak was van alle vormen van lijden, omdat het niet alleen genetische misvormingen en de val van immunologische verdediging in de menselijke natuur injecteerde, maar ook de basale dierlijke instincten van agressiviteit en overtreding. Hoewel gevallen van 47 chromosomen – typerend voor kinderen met het syndroom van Down – zeldzaam zijn na talloze selecties die door God zijn verricht, zijn we nog steeds allemaal dragers van vele andere chromosomale afwijkingen. De oorspronkelijke zonde werd dus voltrokken en genetisch, of “biologisch” voortgeplant, zoals paus Benedictus XVI terecht opmerkte tijdens zijn algemene audiëntie op 10 december 2008.

Nadat de zonen van God – de zuivere directe nakomelingen – waren uitgestorven en hybride mensen het dieptepunt hadden bereikt, en na verschillende catastrofes waarvan de Zondvloed een voorbeeld is, die de meest corrupte takken hadden geëlimineerd, zorgde God voor een herstel van de overlevenden. Hij spaarde alleen de familie van Noach van de Zondvloed, waarvan de kinderen echter niet genetisch puur (zuiver) waren, maar minder verontreinigd dan anderen. Pas daarna was er een onderscheid tussen de rassen.

Het mengen van karakters die afkomstig waren van individuen die behoorden tot bestaande gemeenschappen tijdens de dalende fase, met die van individuen uit de opgaande periode, zorgde voor verwarring bij antropologen die in oude geologische tijdperken de aanwezigheid van verschillende groepen hominiden hadden gevonden en dit als bewijs van een spontaan evolutieproces hadden beschouwd. Ze waren niet in staat om te bepalen welke bij de fase van involutie hoorden en welke bij het werk van herstel door God, of de re-evolutieve fase. Toen vond God dat de tijd rijp was omdat de mensheid voldoende verstand had herwonnen en verantwoordelijk was geworden; dus “in de volheid van de tijd” stuurde Hij zijn Zoon Jezus om mensen van goede wil te begiftigen met Gods Geest, dezelfde Geest die God had teruggetrokken vanwege de oorspronkelijke zonde (Genesis 6:3) omdat deze niet in dierlijke mannen kon wonen. We zouden dus kunnen zeggen dat de fysieke verlossing of het herstel van onze lichamen en psyche miljoenen jaren geleden begon, en de spirituele verlossing die door Christus werd bewerkstelligd, in zekere zin een tweede schepping is.

Brontekst

The Bible, the Book par excellence of the Word of God, begins and ends with two books, that are considered hermeneutic, namely Genesis and Revelation. They appear as though two doors placed by the will of God, one at the front and one at the back of the Holy Book, as though in revealing Himself and His works, He had reserved a space for the mystery, which He would have unveiled at an opportune time with the verification of certain conditions. Such conditions as the capacity of science to interpret correctly and more fully the fundamentals of subjects such as genetics and astrophysics, together with the imminence of a second coming and the closure of an epoch that would precede the advent of a new world in which the earth, completely renewed, would no longer suffer the pangs of a suffered gestation where most of humanity is aggressive and contradictory, and unable to accept or actualize the teachings of the Gospel to raise itself over the animal kingdom and be closer to God’s kingdom. This time of change would require that the entire truth be handed down to mankind so it could see its own state and place itself in a new relationship of righteousness with the Lord. So if those two books are hermeneutic by the will of God, then man cannot fully interpret them. Man tries to understand, he presupposes, his conjectures, but the Truth remains beyond those doors until the Lord opens them himself.

But behold a time chosen by the Lord. He has stooped down over mankind to clarify the dark points of Genesis through a humble priest from a mountain parish, Fr. Guido Bortoluzzi. At about the same time Our Lady had spoken to Fr. Stefano Gobbi, founder of the Marian Priestly Movement, and explained the book of Revelation particularly through a series of messages given in 1989.
The revelation given to Fr. Guido is the explanation of man’s origins. The mosaic concepts in Genesis are reaffirmed, while other parts receive deeper explanation and render everything simpler and more logical. And at last the lengthy dispute between creationists and evolutionists is overcome. In synthesis, it is right to see a continuation between the various species and their appearance in time, but it is fundamental to acknowledge God’s direct intervention in the formation of each ‘singular’ species. Science, instead, points at positions, which oppose each other, or lie somewhere in between and produces theories compromised by the fact that they cannot be proved through experiment. Thus, they remain mere theories and cannot pretend to be absolute truths. Faced with such uncertainty, the only One who can explain the origins of man and the means of his creation is God since He is man’s Maker. A mediated creation wrought by God overcomes all these theories. The term ‘mediated’ indicates that God used as a ‘means’ (or instrument) to create any whatsoever new species including man, a female of a species immediately precedent into which He implanted His new creation. The term ‘creation’ indicates that God has made from nothing the gametes of the first cell of the first and second individual of the new species, and that He has not modified something already existent. We shall go more into this later. Each pseudo-mother of the two progenitors – one for each new species – served only as an incubator since no genes of her own species were transmitted to the new species. Specifically in the human species, and unlike the species that preceded mankind, God infused his own Spirit so that man could become “spiritually alive.”

So besides transmitting His Spirit to Man, it is to be understood that it was God who created both the male and the female gametes that formed the first cell of the first Man. Fr. Guido had confided this important concept to the then Patriarch of Venice, Albino Luciani, who had been his companion of the seminary, and he, upon becoming Pope John Paul I, did not hesitate to declare that God was both Father and Mother of Man, giving faith evidently to Fr. Guido’s words.

God also explains the difference between ‘Sons of God’ and ‘sons of man’. The former are men created by God in the perfect state, including their legitimate descendants who remain in the perfectly created state because they are ‘genetically pure’, while the latter are the illegitimate descendants of the Man-Adam who are biologically ‘polluted’ by the original sin, called thus because it was committed at the beginnings of mankind. There follows the recount of the ‘original sin’ which was not merely a sin of pride and presumption, but a sin of disobedience and evil through a concrete act of hybridization of the human species committed by the Progenitor Adam (who had 46 chromosomes and was the first in the genealogical Tree of Life) when he had sexual relations with the only female of the pre-human species that was chromosomally compatible since she had been exceptionally supplied by God with 47 chromosomes in view of her task as a ‘surrogate mother’ for the Sons of God. She belonged to the wild genealogical tree of ancestors who by nature had 48 chromosomes. The ‘generative’ sexual act caused a biological pollution, or defilement, and a psychophysical regression in the illegitimate hybrid branch. Consequently, there appeared human individuals that looked like animals, some with 46 chromosomes and some with 47. Their characters were corrupted to the point of looking like animals of an inferior species. It was this involution, transmitted genetically to the defiled descendants, that gave those men the aspect of hominids. Also the other branch: Adam’s pure and legitimate descendants – the Sons of God – who remained uncorrupted for many generations, gradually became absorbed into the corrupt branch through promiscuous unions, so that all men were “progressively” contaminated by the consequences of original sin. This is the explanation of that hermeneutic expression in verse 2 of chapter 6 of Genesis; which for centuries has riddled biblists. That verse speaks of: “the sons of God, looking at the daughters of men, saw they were pleasing, so they married as many as they chose” because they were more similar to their forefather Adam. This sin was the beginning of a dreadful tragedy for mankind because it was the origin and the true cause of all forms of suffering since it injected into human nature not only genetic malformations and the fall of immunological defences, but also the base animal instincts of aggressiveness and transgression. Though cases of 47 chromosomes – typical of the Down syndrome children – are rare after numberless selections wrought by God, we are yet all bearers of many other chromosomal alterations. Original sin was thus consummated and propagated genetically, or “biologically” as Pope Benedict XVI rightly put it during his general audience on 10th December 2008.

After the Sons of God – the pure direct descendants – had died out and hybrid men had touched rock bottom, and after various catastrophes of which the flood is an example had cancelled the most corrupt branches, God provided for a recuperation of the survivors. He spared from the flood only Noah’s family, the children of which, however, were not genetically pure, but were less defiled than others. Only after this was there a distinction of the races.

The mingling of characters that came from individuals belonging to existing communities during the descending phase with those belonging to individuals from the ascending period confused anthropologists who had found in ancient geological eras the presence of different groups of hominids and had taken that as proof of a spontaneous process of evolution. They could not have been able to distinguish by their findings which ones belonged to the phase of involution and which to the work of recuperation by God, or the re-evolutive phase. Then God had deemed that the times were mature because mankind had sufficiently regained a sound mind and was accountable for; so “in the fullness of time” he sent his Son Jesus to endow men of good will with God’s Spirit, that same Spirit which God had withdrawn from the corrupt branch because of the original sin (Genesis 6:3) since it could not have dwelt in animal-like men. We could therefore say that the physical redemption, or recuperation of our bodies and psyches, began millions of years ago, and the spiritual Redemption wrought by Christ is in a certain sense a second creation.

>>> http://www.biblegenesis.org/genesi-biblica.php

Geef een reactie

Gelieve met een van deze methodes in te loggen om je reactie te plaatsen:

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: